Het moet toch

het moet mij toch


nog even van het hart. er zijn wel eerder een aantal belemmeringen  geweest bij mijn voornemens maar met een zekere handigheid valt er over heen te stappen. de eerste  drempel is natuurlijk mijn mondigheid en handvaardigheid, helaas geremd door de huidige situatie waarin ik mij mag bevinden. tot mijn tachtigste kon ik nog redelijk iets op schrift zetten, dit wel met potlood. mijn handschrift werd daarna wat onzeker en ik geef hierbij graag een ander de gelegenheid zijn vaardigheden hierin te betonen.
met een zeker gevoel voor creativiteit zijn we niet voor een gat te vangen, ik heb een logische vorm gevonden en een verplichting opgelegd aan hem die mij door natuur en verwantschap het meest nabij is.  ik heb hem daarvoor niet gevraagd daar het gewoon een mogelijkheid, die voor mij de gemakkelijkste is. het heeft mij  in het verleden nooit aan besluitvorming ontbroken, gelukkig. het is niet helemaal waar wat ik nu zeg. we zaten een beetje te babbelen met een  paar andere dames. zij hadden ook een zoon aan het werk gezet om hun leven in het ondermaanse te beschrijven. het komt dus niet helemaal uit de lucht vallen. je moet wel een zoon hebben die redelijk je verhaal kan opschrijven en er ook nog een vorm van emotionele binding mee onderhoud. gelukkig voldoe ik aan die voorwaarden.
ik  zal mij eerst even voorstellen als Adriana, geboren  op 9 juli 1901 in Zaandam. zo plaats en tijd zijn bepaald en nu nog mijn huidige verblijfplaats. geparkeerd op de bovenaardse plek, door mij gewenst en geschapen, waar ik in eeuwigdurende gelukzaligheid blijf verkeren. mijn vondst voor mijn verhaal is dan ook dat ik het beeld gebruik van een tube huidcrème die ik, naar mijn believen op het daartoe juiste moment, uitknijp. ik was dit, in een praktische uitoefening, al gewoon in mijn bejaardenverblijf te schagen en
de substantie komt als inspiratie tot mijn verwoorder. hij heeft het  altijd over een merkwaardig  bovenzintuiglijk luik waardoor hij de vaardigheden toegeworpen krijgt om iets te maken. ik zal hier dus duidelijk op toezien dat hij zich niet te buiten gaat aan eigen toespelingen of uitvindsels, hiervan heeft hij ook een handje. ook moet ik gedogen dat zijn vele spel en taalfouten, zelfs na correctie, te verteren zijn voor een toekomstige belangstellende. je kunt van een bijna 80 jarige niet alles verwachten dat hij dit alles tot in de perfectie kan volbrengen. wel moet ik zijn goede bedoeling  en positieve instelling hierin waarderen. per slot van rekening had hij ook nog de kreet “ammehoela” kunnen slaken om aan mijn licht dwingend verzoek te ontkomen.  het vervolg was dat ik hem in nachtelijke uren uit de slaap zou houden, dit om toch mijn beoogde doel te bereiken. het lijkt de opzet binnen een beperkte wijdlopigheid nog iets over mijn leven te vertellen. per slot van rekening kunnen we , nu we de gepaste afstand hebben genomen, iets meer tot de kern cq waarheid naderen.
het heeft zijn reden, de scherpe puntjes liggen in de vergeethoek. de zieleroerselen hebben een passende vorm gevonden, en bevinden zich in kalmer vaarwater en wat ook zeker belangrijk is: de zonden zijn vergeven.

in aanvang genomen te Schoorl, 28 april 2015.





een heerlijk oord


is ja daar boven. zeer duidelijk valt de nadruk op het woord is. vaststaand, geen mogelijkheid voor discussie, het is er,  mogelijk door de tijd aangevreten, bij een slinkende minderheid nog voor vol  aangenomen, bleef het voor mij datgene wat er nog te wensen viel als vervolg op het aardse zijn. vanuit mijn vroegste jeugd werd deze zekerheid ingeprent. dit had  zijn nut omdat, ik heb het er later nog over, het de ultieme uitvlucht was voor alle ellende en zorgelijkheden die het dagelijkse te bieden had. het bleek een reden tot voortgang met het weten dat alles later ten goede zou keren.
eerst dan maar het leven, met alle ergernissen, angsten en verdrietelijkheden doorploegen. ik heb mij er niet met een jantje van leiden van af gemaakt. bijna een eeuw lang mocht ik op de bekende aardbol verkeren.
ik heb het er uitgebreid met mijn kind over gehad dat ik mij ernstig zorgen baarde over de wenselijkheid in gelukzaligheid te verkeren. een geboden alternatief was binnen mijn overtuiging niet voorhanden. jarenlang vasthouden hieraan  en dit op het einde loslaten had eigenlijk weinig zin meer. met andere woorden; ik ben in het geloof gebleven. hij, die meer dan 50 jaar in mijn leven was. zou daar ook zijn. ik had hier geen twijfel over, hij was plichtsgetrouw en gezien zijn achtergrond was hij niet door erfzonde belast, hij was mennoniet. de overgang makkelijker voor hem het  had een geheel andere vorm, alles was waziger, minder streng omlijnd. ik moest nog langs iemand die mijn zonden zou vergeven, wat die dan ook mochten zijn. zelf bij mijn geboorte mocht ik al een pakket meekrijgen uit die erfenis der vaderen tot in het zevende geslacht. als ik er nog wat aan zou toevoegen was mijn nageslacht ook nog het bokkie.
hij was echter een aanzienlijke drempel, gezien onze karakterologische verschillen.
ik noem dit laatste als een samenvatting van alles wat ons niet verbond. ik vertelde mijn kind  tijdens de weinige diepere gesprekken dat ik er dan liever niet heen zou gaan. de oplossing voor dit probleem lag, zoals voor alles in de bijbelse geschriften. met zijn slimme aanwijzing hier naar toe, gehaaid toverend uit zijn achterzak wist hij mij te overtuigen. er staat namelijk: “in het huis mijns vaders zijn vele woningen.” dat was de oplossing net als hier beneden. niet dat ik hem niet vertrouwde maar ik heb het voor de zekerheid nog wel even opgezocht in mijn vertrouwde statenvertaling. ik kon dus nu rustig gaan, alles zou regcom.
ook de inrichting waar mijn laatste verschrompelingen nog ondersteund werden maakte geen ethische bezwaren voor mijn afscheidswens. mijn kind vond dat echt nog wel een keer jarig mocht worden om het heugelijke feit van 93 jaar te halen. een week later vond de wisseling plaats in alle rust en vrede plaats. dit moment had ik zo bepaald in mijn vasthoudende gedachten.
hoewel ik alleen als lichaam aanwezig was voelde ik de onderhuidse spanningen bij de aanwezigen bij mijn ter aarde bestelling. ik was blij dat ik geestelijk al ergens anders kon verblijven. twee  emotioneel geladen groepen dienden mij de laatste eer te bewijzen. het leek mij een rommeltje van verwijten. het was niet mijn schuld maar de gekozen leefwijze van mijn kind was daar debet aan. hij had zich onttrokken aan het gangbare patroon waarin onze kennissen verkeerden. duidelijk waren de gezichten getekend hierin. de tijd zou echter leren dat op dit gebied ook zij hun portie wel zouden krijgen.
daar boven was alles zoals ik het gedacht had. zij, die ik bemind had, waren daar ter verwelkoming. een oude geliefde bleek in eenzelfde goede toestand als vroeger. opmerkelijk is dat, wanneer je iemand in het leven ontmoet hebt, je die terug ziet in de fase waarin wij elkaar kenden. zo had je natuurlijk doorlopend een ander beeld voor ogen en zelf ben je ook steeds weer wisselend van jong naar oud of andersom.
ik bedoel te zeggen dat in mijn huidige verblijfplaats dit gewoon een gegeven is omdat het begrip tijd ontbreekt. het leuke hierbij is ook dat je met mensen op verschillende tijdstippen van hun leven en het jouwe alle vreugdevolle zaken mocht doornemen. de man, uit de 50 jarige echt, had zo zijn eigen momenten en kon voortdurend staffelen als boekhouder om het hemels publiek te ordenen. mijn wens om hem daar niet te ontmoeten was in vervulling gegaan, ik nam aan dat hij op de juiste plek was. deze gedachten moeten voor velen toch wel tot nadenken stemmen. was het zo erg, dat de familie en vrienden er geen erg in hadden. bij ontmoetingen leken wij wel een stel, geanimeerd en belangstellend naar anderen. wij hoorden wel eens wat, hij leek een grote baas. in de keuken kon ik lange tijd met de vrouwelijke leden vertellen hoe bazig en liefdeloos hij was.
mijn innig verlangen om mijn dominee van vroeger, de beukelaar, weer te horen preken deed mijn ziel goed. het onversneden woord gods. de omlijsting met de vertrouwde psalmen waren een zalf voor mijn ziel, na alle aanvullingen van latere theologen als smelik en visser. ik had altijd het gevoel dat er maar  bij de goddelijke wijn aangelengd werd, tot een smakeloos , bijna kleurloos vocht, als gods water over de akker vloeide. nee, mijn jarenlange ergernis werd nu weer beloond door mijn oude predikant uit de bullekerk in Zaandam. we namen de 150 psalmen nog eens duchtig door en  met een hemelse  stem, klonk het ook nog goed.
het weer, daarboven in het heerlijk oord, deed mij denken aan de zonnige vakanties in Joegoslavië. wel ontdaan van de immense sigarenrook van mijn partner in die dagen. natuurlijk kon je gewoon kiezen, had je zin in mist of natte sneeuw, alles stond op het programma. een ander mocht op datzelfde moment tropische hitte ervaren.
alles kon, mijn favoriete krop sla was van dezelfde kwaliteit als die van de ten Katestraat in Amsterdam. zelfs mijn oude Leeuwenstein naaimachine stond dicht bij me, mocht ik een lapje hebben, dan was knippen en naaien mogelijk. een hinderlijk iets was dat hij die vroeger mijn zoom afspelde er niet was. alleen dat besefte ik niet, de zoom hing precies op de goed hoogte. ik kan niet zeggen dat er iets op aan te merken is, je moet er dan ook een eeuwigheid mee doen. niets slijt er en je bent jezelf. het is jouw hemelse verwachting die nu beantwoord is.
naar ik aanneem heeft alles zo zijn beperkingen; je weet niet hoe een ander zijn invulling ervaart, ik denk net als ik, persoonlijk. ieder leeft op zijn manier in de eigen hemel.
helaas ben ik ondeugend, niet conform en eigen gereid. daarom wil ik via de sluiproute nog eens iets vertellen over mijn leven na de ruime rustperiode bij mijn wisseling. toch al weer meer dan tien jaar geleden. ik merkte dat mijn stoffelijke resten nu geruimd zijn. een compliment aan mijn zoon. hij heeft mij behoed voor een steen. je blijft daar maar jaren onder zitten en hebt geen enkel contact met gods vrije natuur. nu mochten mijn lichaamsresten de wisseling der seizoenen in alle vrede ervaren en mij verbinden met alles wat groeit en bloeit.


mijn jeugd


was er niet. het begrip zoals we dat nu kennen is pas van later. je werd als een volwassene bekeken, wel is waar, ondermaats van postuur, er werd wel van je verwacht dat je als een groot mens zou reageren.
de baby mocht worden ingepakt tot een praktisch onbeweeglijke cocon met twee gaten, een om te vullen en een om te legen. maakte een van beiden te veel lawaai, meestal de mond, dan werd daarin een linnen propje gestopt gedrenkt in jenever of kandij.
geluid was niet wenselijk in het toch al overbevolkte kleine houten huisje. de pop lag aan het voeteneinde van de echtelijke sponde in een dwars geplaatst kistje. dit ter vergemakkelijking van voeding tijdens de nacht.  de kraamvrouw werd geacht het kind te kunnen voeden en dat was gewoon. groeide het voorspoedig en werd het bakje te klein dan was de verhuizing aanstaande. meestal noodzakelijk omdat de volgende plaatsnemer zich al aandiende. de waslijn buiten was nooit ontdaan van de vele katoenen luiers. mocht er een hiaat in zijn dan werd er zorgelijk geïnformeerd of moeder een miskraam had gekregen. ook de intense geur van de was in de ketel bleef aanhoudend hangen.
leven binnen zo,n klein houten huisje mocht een zekere charme hebben maar met ongeveer 10 mensen is het wel schikken en schuiven, naast de trap  was een bedstee voor de ouders en de jongste worp binnen handbereik. boven verdeelde een gordijn de helft van het huis in de bekende afdeling schapen en bokken. toilet en douche bevonden zich op enige meters afstand in de tuin bij de sloot. voor noodgevallen kon de po van hand tot hand gaan, met douche bedoel ik teil. het gewenste warme water werd vanaf de vier pits petroleumstellen  in een grote bruine ketel aangevoerd. waren de kinderen nog beneden de maat dan was het zonde steeds nieuw water aan te dragen, dan maar wat minder groene zeep.
het houten huisje stond op geteerde balken, vrij van de grond. gelukkig kon het vocht en de dampen uit de vervuilde veenbodem zich dan niet binnenshuis nestelen. dat door weer en wind de geteerde wanden van het huis, in de loop der tijd, een aantal kieren ging vertonen, was bij deze woningen gebruikelijk. kieren en gaten werden gestopt met krantenpapier, wanden tochtdicht gemaakt door er met stijfsel volledige kranten tegenaan te plakken. dat stijfsel, net als het zakje blauw een onmisbaar artikel in het huishouden. het eerste, een vorm van aardappelmeel, werd gebruikt om overhemden, boezeroenen een vorm van stevigheid te geven, het andere moest dienen om het wasgoed, op de bleek gelegd, die witheid te verschaffen om properheid te suggereren.
bij de sloop van dergelijke pandjes mochten de historici smullen van de oude verhalen die zich tientallen jaren zich daar op de houten wanden genesteld hadden.  deskundigen hebben later nog wel eens stukken wand voorzichtig ontdaan van die oude kranten. dit als een moment van vroeger. onder het huis werden planten, pannen en ander gerief bewaard. ook een opslag van oude opgehaalde kranten moest daar verblijven. de huiskater zocht er zijn voedsel gebied. trots werden muis of rat op de houten vlonder gelegd, als bewijs van liefde. ook het dak  had niet het vermogen zich soms bij heftige regenbuien  naar behoren gedragen. op de huiskamervloer nestelde zich dan, ter bedreigde plekke, de grootst pan van het huis, dit om de drup op te vangen. werd de nood groter, meerdere pannen waren voorradig en om niet te spreken, de emmers. over de keuken behoeven we ons geen zorg te maken. hij mocht er zijn met zijn petroleumstellen en afwaskom. het houten rek en tafel waren in eigen beheer vervaardigd. dit ter voorkoming van slechte constructies en daarom niet meer van hun plaats te krijgen. ook de grote huiskamer tafel maakte zich in eikenhouten vorm dienstbaar aan, in diversiteit wisselende, aanschuivers. centraal was echter voor moeder diewert  plaats. midden aan de lange zijde zittend op een breed kussen dat gedragen werd door een rieten stoel. aangepast volledig aan haar doorleefde postuur. zij troonde daar met aan haar linkerkant de volwaardige kater die met starre groene blik naar haar immer vaardige handen keek. haar rechterhand was voorzien van een grote bult, ter hoogte van de duim, haar muis die opgezwollen was. een beetje griezelig voor een vreemde, gewoon voor haar bekenden. de enige aan wie het toegestaan was aan haar rechterkant te nestelen was het kind van Jane, een van haar dochters, getrouwd met een kantoorbediende. dit mocht een uitzondering heten binnen het gezin, ze hield niet zo van kinderen. zeker niet van kleinkinderen, ze had er al genoeg gehad.
kinderen waren een geschenk van god, die kreeg je. de cadeautjes diende je maar te aanvaarden. de samenhang met andere echtelijke intimiteiten stonden daar buiten. in ieder geval was een andere lichamelijke hindernis, het ongesteld zijn,  weer in een lange pauze beland.
het gaan naar school had ook zo zijn eigen leegten. de kinderen moesten veel helpen.en werden dan thuis gehouden. er werd ook niet erg gelet op het moment dat een willekeurige het in zijn hoofd haalde andere bezigheden belangrijker te vinden. zo groeiden en bloeiden we door de jaren heen. ik maak wel even een klein stapje.
de tweeling raakte aan mannen in de bouwsector getrouwd.
bij verjaardagen dienden overige personen zich aan de overkant van haar, die het roer in handen hield, op te stellen en zich niet te onttrekken aan haar bijziende blik. zij had de immense geestkracht er te zijn en dat was niet misselijk, gepokt en gemazeld door de jaren, meer dan 8 kinderen gebaard en daarbij de miskramen vergetend. de klassieke overlever van wat moeilijke tijden konden brengen. zij was hiervoor niet gespaard. de echtgenoot jong overleden. een kind onder de trein gekomen bij het zoeken naar gemorste steenkool.
het overlijden van haar man was een gemis. gestorven door uitputting en ontgoocheling in de behandeling van zijn baas. hij werkte op een houtzaagmolen. nu zijn daar verschillende gradaties in  werk zwaarte. toen hij het bestond zijn meerdere om opslag te vragen, gezien zijn kindertal steeds meer toe nam, gaf die ten antwoord dat hij maar voor schavot moest gaan. nu zegt dat niets meer maar vroeger werden de bomen drijvend aangevoerd over de zaan. schepen uit Scandinavië losten ze door ze over boord te gooien en werklui duwden ze met een stoomslepertje naar de houtzaagmolen. daar bleven ze drijven tot ze geschikt waren om te verzagen, verwateren noemde men dit. het meest riskante van alles was dat werklui op de boomstam sprongen om een kabel vast te maken en de stam naar de werfhelling te trekken. lieden die niet op hun tellen pasten verdwenen tussen de wentelende stammen en omdat die zich boven hun hoofd weer sloten was voor een niet zwemmer de overlevingskans gering. van verzekering en risicofactoren had men nog niets gehoord. dit gebeurde door het hele jaar, dus ook bij koude, ijs en gladheid. die vorm van werken werd schavot genoemd.
hij had de zak gekregen en kwam thuis, overbodig en nutteloos. je kon toch niet de hele dag aan het beensnijden gaan. dit is een vorm van bewerking in koe of schaaps bot. handvaten en pijpenschoonmakers werden zo door , je kunt wel zeggen kunstenaars, gemaakt tijdens de momenten dat er geen wind was om de molen te laten draaien. met het schamele stukje tuin was ook bijna geen voldoende groente te telen voor dit gezin. de kinderen werden aan het wieden gezet wanneer ze maar even voor zich uit keken. een van zijn vaste gezegdes was dat je niet langer dan 48 uur met een probleem moest blijven rondlopen. deed je dit wel dan was dit niet goed en waren de scherpe kantjes van je verstand weg. hij deed dit klaarblijkelijk wel en zijn uitweg was, de pijp aan maarten te geven.
dit was voor ons een ingrijpende gebeurtenis, de schamele inkomstenbron viel weg en moeder en kinderen waren overgeleverd aan steun en diaconie. mijn moeder zat niet bij de pakken neer en ik stond daarom al op 9 jarige leeftijd flesjes te spoelen in een apotheek. de kraan was nog te hoog en er werd een groentekistje onder mijn voetjes gezet. het koude water deed mijn handen geen goed, daarom heeft het niet lang geduurd. naast het verzamelen van lompen en oud papier, die door een bevriende handelaar werden opgekocht ging mijn oudste broer al vlot bij de koek en beschuitfabriek Verkade werken. naast het weinige geld dat hij binnen bracht werden wij ook verwend met wat als breuk en kantkoek meegegeven werd aan de arbeiders van de verpakkingsafdeling. kantkoek was de rand van de ontbijtkoek.
wat mij nog altijd bij staat is de mengeling van geuren als er over vroeger wordt gepraat. thuis brandde het oliestel onder de pruttelende koffiekan. dit vermengde zich met etensgeuren en ’s zomers de onvermijdelijke carboleum lucht van ons geteerde huis.
nu kent de Zaanstreek een meervoudig aanbod van geurmakers, de koekfabriek, de verfmolen van Pieter Sschoe, de sloot, de veen dampen, de ontluikende chemische industrie, de houtzagerijen en meer duidelijk waarneembare producenten. dit mengsel versterkte of verzwakte bij temperatuur en windrichting. niet uit te vegen is de groene zeep geur die van lijf en leden met kleding en al af kwam. vuile was werd gekookt en dat voegde zich naadloos bij het geheel.
het is pas later tot mij doorgedrongen dat op de plaats waar wij woonden het veiligheidrisico groot was. ik denk aan de sloot met zijn aanlokkelijke verdrinkingsmogelijkheid. een niet te verwaarlozen mogelijkheid tot brand. open vuren, slechte schoorstenen, weinig beveiliging in de bedrijven hadden zo’n mogelijkheid in zich. broer janus had zo, als duidelijk voorbeeld hiervan, tussen de woonhuizen een smederij, om eens wat te noemen.
dat blikseminslag ook nog tot de mogelijkheden behoorde, is in de loop van de geschiedenis wel duidelijk gebleken net als een slechte smering van het molenmechaniek. mijn moeder had tegen bliksem inslag een uitstekende beveiliging. ze ging met een kind op de arm en aan de rok psalmen zingend in de deuropening staan. dit in het vaste geloof dat hij die daar boven alles bestuurde er rekening mee zou houden en in zijn oneindig erbarmen haar zou sparen. het kunnen sloot ze uit omdat  haar band met hem niet te verbreken was. ik heb wel eens bedacht dat meer aan haar dan aan hem lag, ze was op zijn minst gezegd nogal bazig.
je moet als weduwe met een hok vol wel enige sturing hebben en de orde weten te bepalen. dit kwam naar voren toen mijn oudste broer zich enige houding binnen het gezin begon aan te meten. hij was immers geldinbrenger. ze voegde hem toe dat wanneer hij problemen over geld zou maken dat hij maar moest gaan trouwen, kreng. mokkend heeft hij zich daar dan ook gehouden en stichtte ook een volwassen gezin van meer dan vier kinderen. hij woonde in de Prins Hendrikstraat, wij kwamen zodoende niet los van de naam Henderik.
nu ik er over nadenk waren de kinderen erg verschillend. van slim tot begaafd en doedelig naar bazig. dit alles is later duidelijk naar voren gekomen. ik mocht een naaicursus gaan volgen en omdat ik nogal precies ben had dit een goed resultaat. over dat precieze wil ik nog wat zeggen. ik kon prachtig schrijven en tot ver in mijn tachtigste schreef ik nog weldoortimmerde epistels aan familie en vrienden. sommigen hebben dit als voorbeeld tientallen jaren bewaard. hierna kwamen de erven er nog bij mijn zoon mee aanzetten.
over die naaicursus dus. in Zaandam. woonde een organist jan zwart. hij was niet alleen, met zijn vrouw Trijn bot had hij dertien kinderen. ik werd daar verstelnaaister. deze organist was in de 20 en 30er  jaren een landelijke beroemdheid. je kunt, met enige humor, niet zeggen dat het hem aan creativiteit ontbrak. ik was er voor het sleetse van zijn gezin. dit tot ik bij de firma Bischoff mocht gaan werken. in die dagen een zeer voorname damesmode zaak in Zaandam. de belangrijke dames van de fabrieksdirecteuren lieten zich daar kleden. het was natuurlijk nog niet zo dat je  elke keer naar Amsterdam. ging. je had ook nog iets netjes nodig voor in de kerk. was er enig herstel en vermaakwerk aan jas en jurk nodig dan werd dit door de medewerksters ter plekke voorzien.
ook binnen de familie werd mijn handvaardigheid als vanzelfsprekend aanvaard. mijn zusters hadden niet dit vermogen en creativiteit.  dit laatste uitte zich in het regelmatig zwanger zijn. verschillende keren trok ik naar hun jonge gezinnen om de nodige reparaties te verrichten.
ik had een helder verstand en kon veel en goed uit het hoofd leren. honderd vijftig psalmen en ellenlange gedichten als “Bach te Dresden” of “de moord te Raamsdonk” heb ik tientallen jaren later nog bijna foutloos kunnen opschrijven. ik heb altijd wel een instrument willen leren bespelen maar het latere harmonium werd mij toch te moeilijk. de ruimte om dit te leren was voorbij, ik mocht er wel graag bij zingen, soms met mijn zus ger. mijn kind speelde dan op het orgel.
dat was ook een uitzonderlijk geval waar men binnen de familie aan voorbij ging. binnen de  gelovige  gezinnen, of ze nu katholiek of gereformeerd waren, kon het vloerkleed getuigen dat er regelmatig wat onder geveegd werd, er kon verder over gezwegen worden. ik weet er het fijne niet meer van maar ze lag met een hevig buikbloeding in bed. of er een dokter aan te pas is gekomen staat me niet meer bij. alles werd met moeders vriendin Neeltje Maas besproken terwijl de breipennen verder tikten. Ger heeft nooit kinderen gehad en werd van de weeromstuit zeer godsdienstig. ze heeft moeder ook jaren in huis gehad.
het is ook de moeite waard om iets over onze tochten naar Haarlemmerliede te zeggen. moeder Diewertje was natuurlijk niet voor een gat te vangen, ze zocht de vrijheid af en toe. niet alleen haar vaste boezemvriendin maar ook de familie langs het noordzeekanaal moest bijgepraat worden. ik weet niet meer of we ooit een stuk meegelift zijn naar kinderen in de kinderwagen, wat lopen kon liep en op naar de Haarlemmerliede. naar ik schat toch een dikke 15 kilometer. je kon het vroeger nog doorsteken en met een pontje over. vroeg in de morgen heen en na de middag terug. om de moed er in te houden werd er flink gezongen. kom daar nu eens om. al met al moest het gezin prins met kloeke pas vooruit.
dat dit werd gestimuleerd bleek voornamelijk uit de slaapruimte, die werd groter en groter.  het kindertal werd ras op eigen benen en buiten de deur gezet. op het laatst hadden Ger en ik de zolder voor ons alleen. ieder een bed aan een andere kant, een kast voor onze spullen.
voor mij kwam een nieuwe beproeving met grote gevolgen hierna.


groter en verder. 


veel  familie geschiedenissen moeten met een mantel der liefde worden bedekt. dit is een nette uitdrukking voor datgene wat in die tijd ongepast was of niet gangbaar, hier kon men beter maar niet over spreken.  ik herhaal dit nog maar eens even voor de zekerheid. zo verging het mij ook met mijn eerste liefde.
hij woonde een stukje verder op het weggetje. ik ben het kwijt of het op het blauwe of het meester conelispad was, ik denk het laatste. wij hadden onze liefde, ik vanuit de grond van mijn hart. dit is meestal bij beginners een wereldverwarrende toestand, mijn hele ziel en zaligheid wilde ik voor hem verpanden. wanneer dit  tot een ramp heeft geleid en vervolgd wordt door een volgende amant komt er gauw de sleet in en je moet dan van goede huize komen om  van die emotionele domper wat nieuws  te maken. de desillusie van de eerste keer blijft levenslang schrijnen. ik mag wel zeggen dat ik dit diep heb weggestopt en er praktisch nooit met iemand over gesproken heb. het kan, na al die jaren, geen kwaad er nog een paar woorden aan te wijden.
hij werd gek. dat is cru gezegd maar dat was zo. later in Heilo, in het gesticht, is hij gestorven. hoop op beterschap bleek er niet te zijn en voor onze relatie het einde. bij mijn bezoeken aan hem, spaarzaam vanwege het geld, herkende hij mij niet eens. ik heb mij altijd afgevraagd wat van deze verstandsverbijstering de oorzaak geweest mag zijn. aan zijn familie kon het niet liggen, dat waren nette oppassende mensen. vaak noemt men de mogelijkheid dat er iets binnen de generaties aanwezig is wat helderheid geeft. dat was dus niet zo. pas veel later heb ik mij gerealiseerd dat hij mogelijk een vergiftiging heeft opgelopen bij aanraking of het lopen in een niet na te gane  damp. deze laatste gedachte is niet zo gek omdat ook de chemische industrie, nog in zijn kinderschoenen, prominent in de Zaanse contreien aanwezig was. bedrijfsbeveiligingen en grondvervuiling waren onbekende woorden. pas veel later, onder een grote sociale druk, het kostte wel geld, ging men over tot voorlichting en verbieden en dit nog met grote schroom omdat de belangen groot waren.
er schijnt nog een roddel rond te waren over het feit dat ik nog zwanger van mijn verloofde ben geweest en een kind had. hoe ik daar bij kom is nog een klein verhaaltje waard. mijn zoon was in de twintig toen hij op de kweekschool in Amsterdam. met iemand uit een lagere klas in gesprek kwam. ze heette Adri, een Zaanse familie en is later met haar man naar Australië gegaan. mijn zoon bedaarde toen enige tijd later in Nieuw-Guinea. toevallig kwamen ze in gesprek en zij woonde in de buurt van mijn zus geert, die met een aannemer is getrouwd. dat meisje vroeg of mijn zoon nog broers of zusters had. hij ontkende dit en zij merkte op dat hij nog een oudere broer moest hebben. kennelijk had ze haar mond voorbijgepraat want hij kon er later niets meer van haar over vernemen.
mijn zoon vroeg hierover en ik ontweek, ontkende en hield mij op de vlakte.
omdat ze vlak bij mijn zus woonde is het mogelijk dat ze dit verhaal in elkaar gezet hebben. nu was geert een ondeugd, met een gevoel voor onthullingen op het juiste moment. zij was het die later onder het nuttigen van de bloemkool met saus met smaak vertelde over het moment dat ik zwanger raakte. mijn zoon zat daar bij, zijn ogen als schoteltjes en met klapperende oren.
in ieder geval raakte ik danig overstuur in die tijd en het werd beter gevonden dat ik mij maar ergens in het land bij verre familie nuttig moest gaan maken. dit werd Ems/Epe aan de rand van de Veluwe, hier was Scholtens jeugdherbergvader in het vakantieonderkomen voor jongeren. ik denk dat hij een neef was. in zijn vorige baan was hij commissaris van politie in hoorn. hoog te paard met sleepsabel, een indrukwekkende figuur. ook zijn woning was imposant, hij leefde met zijn gezin in de oosterpoort te hoorn. een pracht woning met uitzicht over de Draafsingel en de haven. klaarblijkelijk was het hem iets naar het hoofd gestegen daar hij een arrestant een mep met zijn sabel gaf. wie dat was laat ik in het ongewisse maar het uiteindelijke resultaat was dat hij een duchtige schrobbering kreeg en ontslagen werd als politieman. die klap kwam hard aan.
binnen het huis was zijn naam als politieman voldoende om de jeugdige overmoed in toom te houden, ik was er voor de verzorging van zijn bedlegerige zieke vrouw en het huishouden. vroeger mocht ik al vaak bij hen logeren en daarom heb ik hoorn altijd een warm hart toegedragen.
in Ems/Epe kon ik mij zelf weer wat leren vinden. hoewel ik niet zozeer de behoefte had om me te binden werd mij de mogelijk toch geboden. men vond dat mijn eenzaamheid onverdiend lang duurde en uit het assortiment bezoekers kon mijn oom een gerichte keus maken.”is die Jansen. niets voor je”, werd mij toegefluisterd. nette jongen, vaste baan en behoorlijk gezelschap. hij was lid van de christelijke jongemannen vereniging. zoals velen in die tijd ging men de wens voelen om ergens bij te horen. ze noemden dit verzuiling. katholieken  verenigden zich met elkaar en vormde door hun sociale vorm ook een macht. dit mag van alle clubjes gezegd worden. men kende elkaar en dat gaf vertrouwen. voor mijn geloof was hij aan de lichte kant. doopsgezind was wat vaag en miste de onversneden kracht van het gereformeerd zijn.
zijn aandacht werd op discrete wijze ook op mij gevestigd en als gevolg daarvan kreeg ik brieven van hem. heel beleefd en bijna nederig probeerde hij mijn aandacht vast te houden. hij keek er naar uit om een volgende vakantie weer in mijn nabijheid te zijn. het klonk zo veilig als de Nederlandse bank.
mijn leeftijd deed me ook herinneren dat de tijd voor lichamelijk welzijn verder ging maar dat ook de hormonen zachtjes begonnen te rinkelen. niet dat dit begrip voor mij helder was. wel zijn we verplicht doorlopend in de gaten te houden dat kennis en voorlichting op dit gebied nog in de kinderschoenen stond. voorbehoedmiddelen, gesprekken daarover voerde men fluisterend en waren voorbehouden aan die losbandige socialisten.
ik was wel van hem gecharmeerd en we besloten verder te gaan met onze relatie tot elkaar.
deze verliep moeizaam. hij was sterk onder de indruk van de veranderingen in de wereld. binnen onze buurstaat gebeurden dingen die iedereen zorgen gingen baren. nu kan ik zeggen niet iedereen want een deel van de Nederlandse bevolking zag de veranderingen daar verwachtingsvol aan. eindelijk was dit de mogelijkheid om een einde te maken aan de intens verzuilde samenleving. het was te gek voor woorden dat je bij een bakker het brood haalde omdat hij van de zelfde kerk was. evenzo kleding, school of vereniging. ook het horen bij een groter Europa sprak veel producenten aan. wij waren al jaren in de weer om alles wat los en vast zat te exporteren en hier beter van te worden.
hij twijfelde sterk om een vaste verbintenis aan te gaan en had een typisch doopsgezinde smoes. dat, wanneer ik een huis zou kunnen vinden binnen een redelijke straal van zijn werk, dan zouden we kunnen trouwen. dit was voor Jane een uitdaging. met een, aan de familie gelieerde makelaar fris werd een huurhuis gevonden op een werkelijk riante plek. net naast het station van Zaandam., langs een landweggetje, stond een huis te huur.  bijna drie minuten lopen kon hij zo de trein in naar Amsterdam. dat die treinen langs kwamen met rook en stoom was geen bezwaar. de zuidwesten wind blies ze een gunstige kant op. ook de mogelijkheid om met een roeiboot het Westzijderveld in te gaan leek prachtig. hij was geen visser helaas.
hij werd voor het, “heugelijke” feit geplaatst en kon geen kant uit dit omdat de Zaanse familie dit allemaal tot op de draad nauwkeurig wist. we trouwden ondanks alles, ik keek met een zekere vreugde naar de toekomst .de huiselijke  inrichting eenvoudig met Chinese matten als vloerbedekking en rieten stoelen en tafel voor in de zon. wel kochten we een eikenhouten Belgisch meubilair. handgemaakt en stijlvol. niet te vernielen zo degelijk. dit troonde op een echt Perzisch tapijt, ik denk geschonken door zijn ouders. ook beging hij een Groningse staartklok.  hij zag die op een verkoping en voor tien gulden nam hij het geval over zijn schouder, de gewichten in een tas. jarenlang heeft zijn trage tik en het geklingel van zijn bellen in ons huis zijn geluiden laten horen. dat was fase een. je was natuurlijk niet voor niets getrouwd en verwachtingsvol keken vrienden, familie en kennissen naar mij of een blijde glimlach hun nieuwsgierigheid kon bevredigen.
nu ik daar zo over na zit te denken moet het voor hem een vorm van emigratie zijn geweest. de eerste Hugo de Grootstraat was niet een van de levendigste straten aan de rand van de Jordaan. zeker niet met de opberg halletjes van veilingkarren aan het eind van de straat. het was toch wel een betere woningbouw dat in het echte stadshart, die op loopafstand zich moest bevinden onderdak boot aan voormalig jordaanbewoners. zijn ouders waren met een zekere deftigheid belast.  dit omdat de man diamantslijper was. geen gewone roosjesslijper maar iemand voor het moeilijker werk, de briljanten. ook hier vinden we de ontworsteling aan de arbeidersklasse. een neef doodgeschoten tijdens het palingoproer, een ander familielid was tabakshandelaar en een zoon, als kunstenaar, maakten duidelijk dat men zich enigszins boven het gewone volk verheven achtte.
bewust van hun sociale status dienden hun zonen de maatschappelijke ladder te beklimmen met een veilige leuning in de hand. zijn droom tuinder te worden werd helaas de bodem in geslagen doordat zijn voeten niet gewend raakten aan de houten klompen. ik weet niet of dit een smoes is geweest maar het effectenkantoor bood veiligheid en continuïteit. zijn dienstbaarheid aan de rijkere koopman- en handelsstand gaf enige wereldse verheffing. net als het niet doorsnee geloof aan Menno Simons. dat hij trouwde met een gewone naaister was eigenlijk beneden zijn stand.  helaas maakte zijn broer het nog bonter door met een dochter van een communist te trouwen. ook het wonen op enige afstand was al een punt. de breuk uit de vertrouwde omgeving van meer dan dertig jaar moet hem wel iets gedaan hebben. ik bleef in de geur van de zaan.

even er tussendoor, ik bedenk wel dat nu ik zo zit te overwegen en te babbelen het begrip tijd er niet is. geen vroeger en een ontwikkeling maar gewoon als ik er aan denk is het er. ik weet niet of het een gemis is, dat is namelijk ook een tijdsmoment.

na korte tijd verhuisden we dan ook naar de Olympiaweg in Amsterdam., drie hoog. nu was voor mij een ogenblik van cultuuromslag aangebroken. in de betere omgeving met zijn jongere bevolking moest ik zien te aarden. hij was weer in Amsterdam. en in de buurt van zijn vroegere vrienden in de Speerstraat. met zijn Friese kunstmoeder waren er veel vragen te beantwoorden en hij kon zich dan meteen op zijn vaderschap voor bereiden. ik was zwanger en dat had twee voeten in de buik. op mijn leeftijd, door mij van god gebeden.
zijn geestdrift hierover was miniem. de woede hierover, verwijten en zelfs verwijdering waren gedachten die hem voor in de mond lagen. dat wat je van god gebeden hebt doe je nu eenmaal niet weg, zo is het nu eenmaal.
in de kraamkliniek, daar waar meisjes voor vroedvrouw opgeleid werden, beviel ik van mijn eerste en enige. dit was wel een worsteling. men heeft mij geregeld gevraagd of er niet een tweede kwam. ik heb gezegd dat bij de geboorte alles meegekomen was en een vervolg niet mogelijk bleek. mijn kind heeft wel eens aan mij verteld dat dit de nageboorte was. je moet je voorstellen dat voorlichting hierover omgegeven werd door alle mogelijke geheimzinnigheid. het gemuizel tussen vrouwen, de geestelijke absentie bij mannen was nog van een gehalte waarbij je je afvraagt hoe er nog kinderen kwamen. merkwaardig is echter dat er hordes op de wereld gezet werden. er moest nog veel gebeuren op dit gebied voor het een beetje ordelijk kon verlopen en dan nog.
hij schikte zich in het onvermijdelijke. driehoog met een kinderwagen was toch te veel. trap op trap af bleek een onmogelijke opgave, ik had last van een verzakking, weer stond er een verhuizing te wachten. binnen een paar jaar wij leken wel een woonwagenfamilie.
zoals ik daarnet al opmerkte is er geen tijdsindeling. de tijd is voorbij en dat kan wel eens chaotisch werken. zo wil ik nog iets vertellen over die Friese kunstmoeder. dit ook weer in verband met die jongemannen vereniging. een van haar zonen zat daar ook op en  thuis in de Speerstraat werd stevig gepraat en vergaderd. ze beschouwde zich als mentrix, je kunt ook zeggen  raadsvrouw voor de jonge mannen. dat ze ook een bescheiden ogende dochter had, was meegenomen. maar niet door hem want hij had zijn Jane. haar mans ouders hadden een klein boerderijtje in Gaasterland. hij was in Amsterdam. te land gekomen , met de vele friezen met hem, wegens de uitgebreide werkeloosheid ter plekke. het puikje van de jeugd toog naar de grote stad in het westen. bij de post , telefoon en telegraaf zat men op de vlijtige stugge friezen te wachten. correct, nooit ziek, betrouwbaar was een eigenschap die nodig was. ” mem” was een vrouw met rood, sluik haar, sproeten, twinkelende diep blauwe ogen en een scherp fijn besneden gezicht. een persoon die wist wat ze wilde en wanneer het uit kwam de confrontatie niet uit de weg ging. haar vijanden noemden haar type “de lemster haai”. haar man was iets kleiner dan zij en hoewel in figuur iets breder en korter, kon hij verbaal niet tegen haar op. de Friese gemeenschap in Amsterdam. zocht in den vreemde houvast. in “de krite”.  ik vond ze wel wat luidruchtig zeker op dinsdagavond wanneer de “dinsdagavondtrein met snip en snap door het huis schalde. maar ja wij hadden later op de Bilderdijkkade “negen heit de klok. het kind moest zich dan eerst in de keuken wassen in de teil. daarna kwam hij zijn natte haren drogen bij de radio. was dit voorbij dan werd de tijd om naar bed te gaan aangekondigd, onontkoombaar en zonder tegenspraak.
het  boerderijtje was een jarenlang onderkomen voor de vereniging tijdens de korte vakantie in de zomermaanden. de eigenaren van dit bescheiden keuterboerderijtje verdienden er zo iets bij. dat wij daarna nog jarenlang daar te gast geweest zijn komt later nog aan de orde.
nu vergis ik me weer, het staat op een andere plek in het verhaal.
de onrust zat ons klaarblijkelijk in het bloed en mijn wens om naar de Zaanstreek te verhuizen mocht werkelijkheid worden in koog aan de zaan (Bloemwijk) dominee Jacob Borstiusstraat 13. het schattige wijkje met zijn nieuwe huisjes zou enige jaren onze plek worden.
hierover vertel ik in een nieuw stukje.


Bloemwijk.



oh wat was het liefelijk en nieuw. het kleine wijkje over de spoorlijn met zijn kleine eengezinshuizen. leuke straatjes  met plekjes ingeplant met bloeiende  geurende bloemen, een klein vijvertje met drijfplanten. het leek snoezig in de zon en ook bij andere weersgesteldheden kon je er heerlijk rondlopen. de groenteman kwam aan de geur, net als de melkboer.
veel jonge gezinnen waren er neergestreken. mijn man was getipt door een lid van zijn club. die was iets vlugger en woonde op de hoek helemaal met vrij uitzicht over, ja hier houd ik even de adem in, een deel van een vuilnisbelt. niet dat het stapels hoog lag want de zachte veenlaag drukte weg onder het gewicht. trouwens ons huis stond bovenwinds. ik was de huisvrouw en zorg voor het kind. die had ik al snel in het gareel door een laken neer te leggen en hem te trainen er niet af te gaan. eerst in de box, later daar de bodem uit en verder alleen het laken. je moet jong je grenzen leren kennen.
zo om een uur of zeven kwam vader binnen en dat was een pretje. hij zette de radio aan. onder het zoekend geluid van de Mexicaanse hond verscheen ineens een stem uit Hilversum. de n.c.r.v. moest gehoord worden. een lichte huiver doortrok ons als per ongeluk ook de Vara zijn stem deed horen. vader tilde ons kind op om hem in de grote bruine hoorn te laten kijken , daar waar dat wonderlijke geluid vandaan kwam.
belangrijk was het nieuws en dat zou het jarenlang blijven. de tijden waren onrustig er doemde gevaar. wat dat nog inhield dat wist niemand. tot het moment dat het gehuil van het luchtalarm ieder deed opschrikken. ook al zo,n nieuwe vinding, niet de prettigste.
op het landje over de sloot werden tuintjes voor groenteteelt ingericht.
een oude droom bij mijn man kon verwezenlijkt worden. hoewel niet op klompen, wel met laarzen werden er verschillende soorten groeisels het huis binnen gedragen. de bloemkool was, van een meer dan gewone grootte. wij vroegen ons hierbij niets af, hoe dit mogelijk kon. hij kon een roeiboot gebruiken van een paar buren, die hielp hij weer met de belastingaangifte. een eeuwig durende vorm van hulp en bijstand waar ik wel eens mijn vraagtekens bij zette.
de zorg voor mijn kind was een voortdurende. bij zijn  voorspoedige groei kreeg het baasje al snel een autopet op luchtbanden. nee niet een kinderstepje, een echte. hij was nog zo klein dat hij ter nauwernood over zijn stuur kon kijken. wel ontwikkelde hij een vervaarlijke snelheid en zijn bochtenwerk deed hij bijna slippend. dat op een zeker moment het stuur in zijn buik terecht kwam en hij half bewusteloos vlak bleef liggen, kon goed aflopen, gelukkig. ook op een morgen, hij was nog jonger, voorover in een vijvertje viel en er druipend uitgevist werd door een buurvrouw. zij werd op deze onderdompeling  opmerkzaam gemaakt, want andere kinderen begonnen te schreeuwen. later vertelde hij mij dat het helemaal niet erg was. alles was groen om hem heen, je hoorde niets en je werd erg licht.  ik legde hem op zijn buik en drukte hem leeg, al het groene vijverwater liep over de handdoek. bij mij  kwam de gedachte op of hij wel gelukkig was met ons. wij gaven hem een beertje als vriendje. zeker tien jaar was dit wezen bepalend in zijn leven. zo maar, ik heb het hem op een kwaad moment afgepakt en weggegooid. het werd in mijn ogen te vies. ik denk toch dat mijn innerlijke drijfveer een andere was, het is niet te duiden, mogelijk een vorm van kwaadaardigheid. de zenuwexplosie die bij hem  hier op volgde kan ik mij nog herinneren. hij was totaal door het lint. zelfs de tocht naar de vuilnisschuiten kon niet helpen. ik denk dat ik hem toen ben kwijt geraakt.
het ritme van de week werd onderbroken door de zondagse kerkgang. de twee geloven op het kussen hadden een compromis bereikt in een samenzijn bij een afgescheiden gereformeerde groep, het hersteld verband. elke zondag op de fiets naar Zaandam. waar op het hazenpad een koepelvormig gebouw de afgescheidenen herbergde. ook hier nog de mannen voor in de kerk en de vrouwen in het middengedeelte. door de week zong ik veel met mijn kind, de goede gewoonte van vroeger zette zich voort. dit gaf in de kerk ook zijn weerslag omdat hij zijn jonge keeltje luidruchtig roerde. zo’n heldere kinderstem komt overal bovenuit. men keek welwillend om als hij deelnam aan de samenzang.
de gewoonte om het kind voor op een ijzeren fietszitje mee te sjouwen kon toen nog. hij was altijd zeer geïnteresseerd in de belastingpenning die op de buis bevestigd zat. helaas bij een onverwachte scherpe zwenking van het stuur raakte een van  zijn benen klem. dit was ook bij het uithalen een heel gedoe altijd. zachtheid was geen regel. een kind kon gerust een beetje afharden. hetzelfde gebeurde bij een valpartij met de autoped. een knie kon stevig met betontegels in aanraking komen en dit bracht een hinkend kind op de stoep. met een schoon washandje en koud water reinigen. mocht er nog bloed vloeien dan was jodium en een pleister een redmiddel. vooral  het gebruik van jodium gaf dit  een levendige reactie van het slachtoffer weer. iets  troostgevend met sussende woordjes kon helpen. meestal bleef het bij “een flinke jongen zijn”.
je had eigenlijk geen kind aan hem omdat hij altijd buiten was. dit mag ook voor de buurtkinderen gelden. wel was een dwingende aanwijzing niet te dicht bij de sloot te komen op zijn plaats. een jongetje van een paar straten verderop zag het kroos voor gras aan, hij verdronk.
een merkwaardig iets is iets dat wat de buren gingen doen. ze hadden onder de kamervloer een ruimte uitgegraven en de vloer en wanden bekleed. je kon er half gebukt in staan. dit voor het geval er bombardementen zouden komen. kinderen mochten er in spelen bij slecht weer. ik weet dat mijn kind ging preken achter een tafeltje. hij oefende in ieder geval voor later. toen was hij tientallen jaren niet achter een tafel weg te branden bij zijn oraties tegen, de aan hem overgeleverde,  pubers.
mijn man had een slecht gebit en rookte. wat dat gebit aangaat kende ik de gewoonte in die tijd dat tandenpoetsen eigenlijk niet hoorde. een gebit , men noemde dit nog niet deftig prothese maar vals, behoorde tot een regel die bij gereformeerden gangbaar was. bij mijn kind hield ik mij daar niet aan en ook zelf zondigde ik tegen die gewoonte. na de oorlog heeft hij dit in zeer korte tijd laten vervangen. zijn smoes was dat hij in donker tegen een lantaarnpaal gelopen was en het dus nodig bleek. nu geeft een lantaarnpaal licht, ik noem het maar.
mijn kind liep wanneer het tijd was altijd een paar straten ver om zijn vader op te halen. die kwam met de trein, altijd stipt, uit Amsterdam. het jongetje stond dan bij de laatste hoek vlak bij  bakkerij beumer. het kwam wel eens voor dat hij alleen terug kwam , hij had zijn vader wel gezien, die moest nog even een boodschap doen in de buurt.
ik weet nog dat op een dag de sirenes gingen loeien en vliegtuigen in de verte bombardementen uitvoerden. door de radio hoorden wij dat de Duitsers ons land binnen gevallen waren, het leger bood heldhaftig weerstand.
het zou na niet al te lange tijd dit voor ons gezinnetje ook een ingrijpende verandering inhouden. de band met het effectenkantoor van mijn man was zo sterk dat hij niet te bewegen viel in Zaandijk te blijven. hij kon in Wormerveer gaan werken bij een zakelijke relatie. dit was met de fiets te doen. nee wij moesten naar Amsterdam. verhuizen. dicht bij zijn werk, misschien speelde de zorg voor zijn ouders ook nog een rol. maar hij had toch nog een broer die daar thuis woonde.
op de Bilderdijkkade gingen we op twee hoog een etagewoning betrekken.  wel een ruim huis maar zeer oud, van 1909. geen douche, wel twee steile trappen. het had iets weg van de Olympiaweg. het huis lag aan een kade. wij moesten altijd zeggen dat we op een lager nummer woonden. verderop woonde minder volk, zeker naar de Kinkerstraat toe. nee hier  mochten zich diverse beter gesitueerden nestelen. dit paste bij mijn mans overtuiging van stand.
het kind kon meteen naar de kleuterschool aan de overkant. zijn speelterrein lag daar voor, het ‘’’zandland”.
voor mij had ik al een reden om te verhuizen. ik kreeg last van moeraskoortsen. wat dit mocht inhouden weet ik nog niet. of het nu van de vele muggen kwam of uit de gasbellen die uit de vuilnisbelt opstegen, ik kan het niet zeggen. misschien was er nog meer dat is mogelijk. in ieder geval kochten wij het huisje in Bloemwijk niet. daar was ook nog sprake van. het was nieuw en niet duur. de voorzichtige financier in mijn huishouden vond het niet verantwoord. vanuit mijn familie was het de gewoonte om eigen bezit te hebben. een grootstedeling denkt daar in ieder geval anders over.
de mogelijkheid om dit huisje te kopen was er. de aannemer wilde er graag van af. door de malaise waren er weinig gegadigden. maar ja dan zat je er aan vast. het
geld kon hij zo bij zijn baas lenen, dat was het probleem niet. het had zelfs een badkamertje met een douche. dat alles wat priegelig was had natuurlijk te maken met de tijd waarin het gebouwd werd. het plekje was echter schattig. nog steeds denk er aan terug met een beetje weemoed.


de grote stad.  


waren het huiselijke tijden in Bloemwijk. hier wilden we ons meer “op stand” inrichten. dit was voornamelijk mijn idee. de kamers waren ook groter. met het mooie plafond, gestuukt met een prachtig rozet leek het meer aan deftigheid te bieden dan het kleine huisje vroeger. je ziet in de grote stad zulke prachtige dingen en ik ontwikkelde een tweede zintuig voor koopjes. dat moest ook wel omdat het salaris voor bankpersoneel schandalig laag lag. elke cent werd dan ook omgedraaid. de groente en lappenmarkt was de leverancier voor alles. het kind ging op mijn foerage ondernemingen altijd  mee, ook hij kon wel iets dragen.
dat wij een verstandig besluit genomen namen om in de grote stad te gaan wonen kun je ter discussie stellen. het zeker stellen van zijn baan stond voorop, dat dit een erg bekrompen gedachte was, is hem vergeven. hij werd in die zin opgevoed. zijn vader was diamantslijper en werkeloos. dit al omdat hij niet met de stakingen in dat beroep meedeed. hij was geen socialist. de grotere jongens moesten een bijdrage leveren aan het onderhoud van het gezin.
de uitgebroken oorlog was gelukkig snel voorbij. Amsterdam. was gespaard gebleven voor bombardementen. wat verderop gebeurde was verschrikkelijk maar hoorde bij een oorlog. de nieuwe machthebbers lieten zich niet veel zien. administratief zette ze wel hun stempel op de samenleving. wij kregen allemaal een persoonsbewijs. emotioneel deed het mij en vele andere vrouwen veel. we werden nu als een mens gezien en niet de vrouw van. dit in tegenstelling met vroeger waarin  nogal eens het recht van de vrouw het aanrecht werd genoemd. in elk geval werd het leven iets meer op een lager pitje gezet  en in latere gevallen kwamen er nogal wat banen vrij voor mensen die de bezetter goed gezind waren. de oude samenleving, waarin rang, religie en stand zo innig verweven waren, werd dan ook duchtig doorgespoeld maar verdween nog niet, dit omdat de oude waarden nu veiligheid gaven. de kerken liepen weer vol.
in de oorlogsjaren gingen we nog geregeld naar Gaasterland op vakantie. ik denk zelfs bijna de gehele oorlog behalve het laatste oorlogsjaar. de duur van die vakantie kon wel tot vijf a zes weken oplopen. vader kwam veertien dagen en wij bleven langer. het is duidelijk dat er een verschil van beleving tussen mijn echtgenoot en mij ontstaan was. de diepste kern werd altijd aangewezen als inzicht in godsdienst beleving. wij wandelden elke zondag naar de singelkerk van de doopsgezinden. de tram was op die dag verboden gebied evenals het gebruik van ijs. dit snoepgoed kon na de bel van de langsrijdende ijsboer zo verleidelijk klinken. de zondag was thuis in rust, het kind mocht niet buitenspelen, wel wandelen met zijn ouders of op visite.
de gerichte orde in de samenleving was voor veel nederlanders en zeker Amsterdammers een gruwel. doen wat je gezegd werd kwam hard aan. zeker toen ook nog het voedsel op de bon ging, gaf dit aanleiding tot een uitgebreid geritsel in de marge. men noemde dit zwarte handel, hieruit ontstond een kleine maar rijke bezittende klasse. zeker toen de nood aan de man kwam waren zij bereid geld en goederen tegen woekerprijzen in te nemen als ruil voor etenswaar.
het was moeilijk voor de kostwinner om zijn weg te vinden in de veranderde situatie. ook binnen zijn werk kwamen er zaken voor, waar  zijn geweten grote moeite mee had. de bezittingen van de vele joodse klanten werden geconfisqueerd, dus in beslag genomen. een zwijgen alom, was er nog iets te redden of was de  bezetter op de hoogte van de joodse bezittingen en wat waren de gevolgen wanneer die bedrog zou ontdekken. schrikbeelden van fusillades en bedrijfsovernames  deden de ronde. de burgers waren nooit gewend geweest zelfstandige beslissingen te nemen en zetten daarom hun geweten op een laag pitje.
wij werden ook gevraagd om op het huis van de “patroon” te passen. zij gingen op vakantie. ik vertel dit omdat er veel geschreven is over de verschrikkingen toen. een deel is juist maar ook dat voor een ander deel het gewoon door ging.
voor mij een kennismaking met de echte voorname wereld. het zien van een , nu niet in bedrijf zijnde, ijskast. de wedgwood serviezen, de kamers met dure bankstellen en schilderijen van bekende kunstenaars aan de wand. kortom ik leerde hier wat echte chic mocht inhouden. dat wij boven in een logeerkamer sliepen en het kind op zolder, was vanzelfsprekend. mijn kind mocht beneden op het kantoor op een echte schrijfmachine leren tikken. hij zat dan , omdat de stoel te laag was, op een aantal kasboeken. zijn vader vulde die al jaren met zijn uiterst nauwkeurige boekhouders handen. ik denk dat hij dit nog doet.. de geur binnen het huis van inkt, sigarenrook, drank en leer kan ik nog zo voor mijn halen. wij werden vriendelijk verzocht bepaalde vertrekken met rust te laten. na terugkomst kwam de werkster de noodzakelijke reinigingsbeurten geven. helaas was mijn kind iets meer ondernemend en ik was verplicht hem uit alle hoeken en gaten van het pand te plukken. hierbij gaf ik natuurlijk ook mijn ogen goed de kost.
een gebeurtenis is mij echter als de dag van gisteren bij gebleven. hoewel die dag nu niet meer bestaat weet ik het voorval nog goed voor de geest te halen.
wij keken uit op de achtertuinen van de monumentale gebouwen aan de Prinsegracht en leliegracht, kantoren in de oude patriciërshuizen en soms ook nog door eigenaren bewoond. stil en statig. alleen de westertoren onderbrak elk kwartier de serene stilte. mijn kind merkte , toen hij in de zandbak met  origineel geurend zeezand speelde , er iemand naar hem stond te kijken. zij begon te wuiven en het contact werd gelegd. de mensen waren nogal luidruchtig en hun meningsverschillen waren buiten hoorbaar. mijn kind vond dat meisje verderop wel hier kon spelen. zij gaf aan dat dit niet kon. hij dacht ze kan toch best over de schutting klimmen. op een dag was ze weg en ik vernam Duitsers de familie hadden opgehaald omdat het joden waren. ze had ook gehoord er nog iemand gewond ontsnapt was. die kwam bij onze buren terecht . de drukkerij werkte voor de Duitsers en ook hij werd afgevoerd.
nu is het van de zonderlinge dat ik nog over de dag van gisteren praat. mijn handje kan daar nog wel over praten maar die is op dit moment aan het grasmaaien. dit is wat vervelend daar ik nog iets wil vertellen. hij ondervond dit doordat zijn stroomkabel verward raakte tussen de messen van de maaier. zo kun je laten merken dat er andere arbeid op hem wacht. de kabel kon hij weggooien, gelukkig hielden de zekeringen het en stond de machine niet onder stroom.
wat  ik eigenlijk wil zeggen is; de merkwaardige situatie dat alles  hier boven mogelijk is. je kunt op elk moment alles doen. er zijn ook excursies. de wereld merkt dit niet, het geeft ook niet of het dag of nacht is. zo ben ik met een zeilboot het damrak opgevaren tot aan het eind daar waar de Amstel in de weilanden overgaat. je ziet dan nog een paar bekenden, Rembrandt was ook mee. hij kan boeiend vertellen over de plekjes waar hij schilderde. niet te vergeten Kuypers de architect met zijn centraal station. ik realiseerde mij dat we eigenlijk de noord zuidlijn aan het volgen waren. je kunt Badeloch en Gijsbrecht ook nog tegen komen. meestal heb ik zo mijn eigen besognes en moet mijn kind aanzetten tot enige activiteiten om mijn verhaal op te schrijven. hij gaat dus nu verder.
“door de nacht vol smart en zorgen schrijdt de stoet der pelgrims voort, wachtend op de morgen als de nieuwe dag weer gloort.” zo erg heb ik het niet ervaren naast de zorg over de naderende oorlogshandelingen, die wij volgden op een grote landkaart, was er ook een gevoel van veiligheid. vader hoefde niet naar Duitsland te werken. via  het kantoor had hij van de ortskommandant een bewijs, met stempel dat hij nodig was voor de economische zaak in het land. toen hij werd aangehouden zag ik het ontzag  bij de aanhouders toenemen bij het zien van het stempel. het bleek van gewicht en de vrijwaring voor uitzending was verzekerd. het vrijwaringbewijs gaf mij wel een naar smaakje. het was een vorm van dienstverlening aan de vijand. wel was het ook voor de buren een bewijs dat hij een vorm van onkwetsbaarheid had. de bovenburen waren NSB sympathisanten, naast ons duidelijk sterker betrokkenen. hij werd door een met houtgas gestookte auto gehaald. op de hoek, drie huizen verder woonde een vriendin van Rauter, de hoge SS man. die kwam dan ook voorrijden in een prachtige mercedes met open dak. dat daar op de zolder een joodse geleerde verborgen zat was weer het andere uiterste.
gevaar was op een afstand maar toch gaf dat angst. de keer dat wij in de trein zaten naar Gaasterland zagen we boven Amsterdam. noord de vliegtuigen rondcirkelen., glanzend in de zon. zij probeerden de Fokkerfabrieken te raken. deze waren als vliegtuigfabriek belangrijk bombarderen was wel makkelijk maar een vorm van nauwkeurigheid ho maar. zus Ger kreeg er een rakelings langs haar huis in de achtertuin. de bom verdween zonder te ontploffen in de diepe venlaag. de modder zat tot boven in de dakgoot, vertelde de zwager.
een luchtgevecht tussen een Duitse en een engels jachtvliegtuig konden we volgen. de Engelsman was reeds aangeschoten maar verweerde zich. toen zijn vliegtuig in brand stond zag je hem naar beneden vallen en zijn parachute openen. de Duitser opende toen nog het vuur op die piloot. mijn kind stampte op de grond van woede over deze laffe streek. later bleek dat ,hoewel gewond, de Engelsman de grond nog kon bereiken. hij werd daar gevangen genomen.
een ander angstig gevoel werd gevoed toen er een aangeschoten bommenwerper vlak over onze huizen vloog. zelfs schoorstenen werden geraakt. het boorde zich een kilometer verder in het Carltonhotel. dit vonden wij niet erg omdat het daar stikte van de Duitse hoge officieren. per ongeluk vergaten wij de  omgekomen Amerikaanse bemanning van het vliegtuig.
sensationeel was het moment waarop wij net met de pont naar de overkant  wilden varen dat er drie engelse jagers over het ij scheerden. ze waren bij Schellingwoude uit de wolken gedoken en een paar meter boven het wateroppervlak  onbereikbaar voor de Duitse luchtafweer. die kon niet zo laag naar beneden gericht worden. ze trokken iets op boven de gezonken scheepsrompen in het noordzeekanaal en gingen onder de hefbrug door stijl de lucht in. de kijkers op de wal was dit een riem onder het hart. wat een stuntwerk. zelfs applaus en zacht gejuich werd hoorbaar. niet al te omdat er ook Duitsers stonden.
het is nu de beurt aan mijn kind. zijn gewone naam Henk werd zelden gebruikt. er waren nog vijf Henken in de familie en dat leidde alleen maar tot verwarring. het was “het kind van Jane” voor mij sprak ik met anderen alleen maar over “me kind”.
in de eerste jaren was het een gewoon buiten kind maar op de Bilderdijkkade werd het een stadskind. hij kon naar de kleuterschool aan de overkant. dus zichtbaar voor mij en ik hoefde hem niet te brengen. de christelijke kleuterschool even verder op in de ter haarstraat was moeilijker omdat wij dan altijd de straat over moesten steken. tram en verkeer maakte dit iets ingewikkelder. hier kreeg het nut boven de overtuiging voorrang.
een klassieke kleuterschool, waar juf Reitsma een lange ervaring mocht hebben. het onderwerp vlechtmatjes heeft hij uitvoerig bestudeerd. iets met stokjes ging zijn petje te boven. er werd natuurlijk veel geschept in de zandbak. praktisch kon hij die laten staan want na het kopje thee vertrok hij naar het grote zandland dat voor de kleuterschool lag. vanwege zijn kinderlijkheid bleef hij nog een jaar langer. ik denk dat hij het hier niet mee eens was omdat hij met jongere kinderen mee moest doen. hij was dus bijna zeven toen de admiraal de Ruyterschool, op gereformeerde grondslag, zich over hem ging ontfermen. nog even over zijn leeftijd. ik heb hem eindeloos voorgedaan zijn veters te leren strikken. dit was onbegonnen werk. wat hij ook probeerde, het lukte niet. op den duur frunnikte hij op zijn manier wel iets fatsoenlijks. ik begreep niet dat een linkshandige dergelijke dingen anders bekeek. mijn bloeddruk ging  omhoog wanneer ik zag dat het hem weer niet lukte op mijn manier zijn schoenen dicht te krijgen.
juf brouwer nam hem aan de hand over de wiegbrug en samen met haar vriendin juf baas heeft hij jaren naast haar gelopen. ik hoefde dus weer niet te brengen of te halen.
hij was een middelmatige tot goede leerling, niet iets bijzonders maar dat was er ook niet met de weinig uitdagende leerstof. rekenen, later staartdelingen, vond hij wel leuk. de breuken waren wat moeilijk, het mag ook in de aanbieding hebben gezeten. klassikaal met veertig kinderen kun je dit niet praktisch beoefenen. hoewel met schijfjes appel ging het prima. de eerste drempel was het leren van het psalmvers. zaterdag werd dit opgegeven en maandagmorgen overhoord. dit hield dan in dat op zondagmiddag het kind naar zijn kamertje werd gestuurd om dit te leren. hoe hij dit er in moest krijgen mocht hij zelf weten. vroeger ging het spelenderwijs met voor en nazeggen, toen was nog klein. voor het avondeten werd van hem verwacht dat hij dit zou kunnen oplepelen. dat je de onbegrijpelijke taal in je hoofd moest zien te krijgen gaf natuurlijk meteen problemen. hij kon het niet, gejank, herrie en net zo lang drammen tot hij het op zijn korte termijngeheugen had staan. ik weet dat hij op maandagmorgen de zenuwen had om een beurt voor het opzeggen te krijgen. je moest de leraar niet aankijken en een blij gezicht trekken. de leraar keek al de klas rond om te zien wie hij kon vangen. dat was niet bij juf brouwer maar bij meester Soetens. deze kwam in de vierde klas opdraven. voor mijn gevoel een ietsje behebt met een zeker sadisme. hij had dan ook geen kinderen.
juf brouwer was een moederlijke vrouw en mocht mijn kind graag. tegenwoordig zal men dergelijke vrouwen een andere status toekennen, vroeger werd daar over gezwegen. zij woonde naast elkaar met haar vriendin in wat schertsend de hunkerbunker werd genoemd. een van de eerste vrijgezellenflats in Amsterdam.
erg belangrijk vond mijn man de cijfers. hij legde erg de nadruk op achteruitgaan en de psychologische druk hierbij was groot.
gaf hij wat om zijn kind, dit is moeilijk te zeggen. in het begin op de Bilderdijkkade legde hij nog wel eens een vacht van een berggeit op zijn rug en , hij kruipend, reed met zijn kind wat rond. dit natuurlijk op zijn knieën en niet te veel omdat anders zijn broek zou slijten. die vacht lag voor de haard in de voorkamer.
er begonnen nog meer problemen te komen toen de jongen weigerde te eten. het tafelgebeuren werd een strijdtoneel. ik trok zijn stoel naar mij toe en het werd een hap of een klap. dit werd dan ook letterlijk zo uitgevoerd en hij blèrend zijn mond open zetten en ik daar meteen een hap eten in stopte. uiteindelijk won ik de strijd en hij at zelf zijn eten. in de toekomst bleef hij een langzame eter.
hij moest ook niet met smoesjes aan komen om iets te ontwijken. mijn laaiende drift kon ik niet beheersen en mepte er schreeuwend op los. hij zat in de hoek van de keuken met het houten krukje als bescherming voor zich. de buurvrouw sprak mij hierover aan. zij vond dit schandelijk en mijn luidruchtigheid was in de buurt te horen. tegen mijn kind heeft ze gezegd dat hij gerust naar boven mocht komen wanneer het te erg werd. toen hij dit werkelijk deed en in de voorkamer met de meisjes aan het spelen was merkte hij dat de man het daar niet mee eens was. zijn vrouw moest zich daar niet in mengen. van mijn beurt uit ben ik naar haar toe gegaan en heb gezegd dat ze zich met haar eigen zaken moest bemoeien. bij een volgende keer vond mijn kind haar deur gesloten en is naar zolder gevlucht. ik riep dat het over was en hij kwam twee trappen af.
dit alles was nog voor het moment dat zijn beertje weggooide.
het kneden van zijn karakter, zoals je een hond opvoed, lukte niet. ik vermoed dat hij een onpeilbare angst heeft opgebouwd tijdens deze tijd. de oorlog, zijn omgeving maakte hem onzeker en het linkshandige kind stond er alleen voor, hij had geen broers of zusjes.
ik wil nog iets zeggen over het huis op de Bilderdijkkade.  achter het kleine keukentje was een uitbouw, de ouderslaapkamer. eigenaardig was dat die alleen bereikbaar was door een smalle gang. als bouwkundige zou je toch die gang weglaten en de keuken groter! in het  halletje was de w.c. de vorige bewoners hadden een doorbraak daar gemaakt naar de achterkamer. een beetje merkwaardig doorkomentje, door mij gecamoufleerd met een soort grote shawl. het was wel een oude Perzische  neteldoek. je stond dan in een grote achterkamer met openslaande deuren naar de waranda. die gingen nooit open omdat ze erg kierden. dicht geprut met afdichtingspul, wol en oude kranten. het leek mijn moeders huis wel. hier stond dan de grote kolomkachel. in de winter goed voor een zakje per dag. natuurlijk de grote staartklok met zijn eindeloze getik, vaders bureau, verboden terrein, het mocht zelfs  van hem niet afgestoft worden, het dressoir en de tafel met zes stoelen vulden alles aardig op. de voorkamer was afgesloten met schuifdeuren. die vielen weg tussen de kasten aan weerszijde. een daarvan was voor vader. zijn kleren en zijn tabakspot. het meest opmerkelijk was wel zijn gereedschapskist. een nijptang met een stuk van de grip, een hamer met losse kop en een schroevendraaier. de laatste was zo stomp dat de meest gangbare schroef niet bevat kon worden. duidelijk was wel, hij maakte nooit wat met zijn handen. die waren de fijngebouwd , maar ja hij was dan ook boekhouder en geen timmerman.
de andere kast in de huiskamer was voor een deel gevuld met serviesgoed en tafellinnen. mijn trots was het echte engelse aardewerk. met de daarbij behorende schalen. jarenlang tot grote tevredenheid gebruikt.
ook inde voorkamer een rookkanaal met daarvoor de haard. let goed op het verschil, achter de kachel en voor de haard met het geitenvel daarvoor.
voor een flink schuifraam met contra gewichten. mijn kind heeft nog wel eens de touwen vervangen toen die braken en de gewichten met luid geraas, naar beneden vielen. als pronkstuk het balkonnetje met zijn ijzeren beklemming tegen het naar beneden vallen. hier werd de visite uitgezwaaid, de zelfgemaakt vlag uitgestoken en vaak keek ik of mijn kind nog op zijn zandspitterij was. ik kon hem dan met handgeklap manen te komen.
in de voorkamer was een deur met een stevig lipsslot. de deur van de andere kamer was achter het behang weggewerkt. de deur met het slot gaf aan dat het de belangrijkste deur van de etage was. de deur in het halletje had een schuif. op de doorloopgang naar boven was een flinke kast en het zijkamertje. daar lag het kind, later jonge man. met de deur soms open naar de gang. mijn man keek elke avond voor hij het lipsslot ontgrendelde of zijn zoon de handen boven de dekens had. dit ter voorkoming van ruggenmergkanker op latere leeftijd, geloof ik?? ook in dat kamertje een schuifraam met dezelfde klassieke constructie.
je staat er niet zo bij stil wanneer je een nieuw huis betrekt, het komt later pas wanneer je er nog eens over nadenkt. het huis op de Bilderdijkkade was natuurlijk zeer brandgevaarlijk je moet er niet bij stilstaan als er iets mocht gebeuren. houten hoge trappen en de plafonds, gestuukt met een strolaag onder de dunne bovenvloer. het trappenhuis was een groot trekgat als er brand uit zou breken en waar dan heen. over de waranda balustrade klimmen is ook niet voor iedereen weggelegd. de enige mogelijkheid was in de uitbouw om hulp te gaan roepen of aan de aaneengeknoopte beddenlakens je te laten zakken. ik heb er wel vaak over nagedacht zeker toen wij in de parterrewoning blinde mensen kregen. je kookte gewoon op gas. het is daar wel eens kantje boord geweest, naar ik hoorde.
zo,n trapgat verraad wel eens wat van de kookgewoontes die de buren er op na houden. die blinde mensen waar ik het net over had, kwamen uit de tropen. ook rijst kan aanbranden en de andere gerechten kunnen qua geur ook duidelijk van zich laten spreken.
beneden ons woonden oude mensen, zij waren ook in indie geweest en hadden in oorlogstijd het een en ander in huis gehaald. de achterste kamer stond vol met etenswaren. nu moet je de hongerwinter ook weer niet over drijven, hij duurde lang maar in tijdsgewricht was dit toch niet helemaal zolang. je kreeg echter steeds minder. dit in die tijd de buren hun ongebrande koffiebonen in een steelpan gingen branden kon de hele buurt ruiken. je hele ziel en zaligheid keerde zich daarbij om. echte koffie, nu! helaas lette ze ook een keer niet goed op en een verkoolde massa werd ter afkoeling op de waranda gezet.
merkwaardig vond ik altijd dat de achterkanten, eigenlijk net als de voorkanten van de huizen geen blijk van bewoning gaven. alles was met gordijnen gruwelijk afgeschermd. jarenlang heb ik op sommige waranda.s geen mens gezien. mij beklemde dit , ik kreeg er een tomeloos gevoel van eenzaamheid bij, bijna beangstigend, wat schuilt er achter die deuren en ramen? ook de voorkanten gaven hetzelfde beeld. de enige vorm van leven mocht de naburige zangpedagoge aanreiken. haar meest vrouwelijke studentes beklommen soms met moeite de talrijke toonladders die zij voorschreef. sommige stukken begeleidde zo ook nog op de piano.
mijn kind had een enorme belangstelling voor de meisjes die op les kwamen. na enige tijd kwamen ze voor de radio, zelfs nog later als bekende zangeressen op de televisie. het kon zijn dat ze hun prille succes al om zetten in een cabriolet. hij mocht dan zijn oog laten vallen op al deze jonge beroemdheden in de Hollandse kleinkunst.
midden in de oorlogswinter werden wij gevraagd hulp te verlenen aan de broer  van mijn nichtjes man. hij was een aannemer en zijn zoon had een hersentumor. het heette geen tumor maar een gezwel in de hersenen. hij werd op  een bakfiets vanuit overveen door zijn vader naar het Wilhelminagasthuis vervoerd. nu was dit het hospitaal waar de meeste deskundigheid verzameld was. de Duitse generale staf had hier zijn  volledige medische staf onder gebracht.
de zoon werd met kennis van zaken en goed gevolg geopereerd en de mensen waren bij ons in huis. het eten werd gedeeld. wel was dit muf graan , bloembollen en suikerbieten. de patiënt verveelde zich en wilde op de hoogte blijven van de oorlog. mijn kind ging op zijn klompen door de Bilderdijkstraat met het illegale krantje van
“trouw” onder zijn bloes, hem dit elke dag brengen. wij dachten aan geen gevaar. op een dag was de zieke weg en hij kwam gewoonte getrouw, daar, waar hij regelmatig zijn buit moest afleveren. op zijn vraag  waar de zieke dan wel mocht zijn kwam er een oudere verpleegster naar hem toe en vertelde dat de patiënt weg was. tot zijn verbazing vroeg ze hem ook of hij nog iets bij zich had. datgene wat hij kwam brengen. mijn kind gaf haar het krantje en ze zei hem niet meer terug te komen en vond hem erg dapper. ik vroeg mij wel eens af wat de gevolgen waren geweest wanneer hij betrapt was. de hoge Duitse officieren hadden echter helemaal geen aandacht voor het  bangelijke minkukeltje dat vlak langs hen heen glipte.
hij ging een paar keer in de week met een keteltje voedsel bij de gaarkeuken halen in een school om de hoek. hij moest wel midden op straat blijven lopen omdat anders uit een portiek een grijpgrage hand hem van zijn buit dreigde te ontlasten.
wat een kind al niet moet doen en zich daarbij niet van enig gevaar bewust was. hij deed  in zijn onbevangenheid wat hem gezegd werd, zonder zich maar iets af te vragen.
ik begrijp dat mijn handje nu weer geconfronteerd wordt met zijn verleden. al die zaken die zo ver terug liggen krijgen ineens weer helderheid. je begrijpt dan niet wat mensen kan bezielen, of niet na te denken, bij hun handelingen. in ieder geval kwamen wij de oorlog door. de Duitsers maakten hun vertrek duidelijk kenbaar.
voor ons lagen binnenvaartschepen aan de kade. wij werden bevolen de gordijnen te sluiten en niet te proberen naar buiten te kijken. dat we dit door kiertjes toch deden is begrijpelijk. het Wilhelminaziekenhuis werd leeg gehaald. zieken, dus gewonden, werden per brancard aangevoerd en geplaatst. gekerm en vertwijfeling was duidelijk te zien. naast de hoge militairen  en artsen die waarschijnlijk  ook in het schip gingen. het water liep ons duidelijk in de mond toen wij de meest heerlijke vissoorten in kistjes zagen. groenten,fruit, in jaren niet gezien ging mee. grote rode kruisen op de dekluiken moesten voorkomen dat geallieerde jachtvliegers de schepen als doel zouden kiezen.
mijn kind was bij zijn vriendje om de hoek en mocht de kade niet op van een Duitser. toen hij zei dat hij daar woonde mocht hij er langs. dit was weer een andere zijde van de bezetting. formeel maar aan de andere kant weer niet te. later heb ik dit schip nog vaak door de kostverlorenkade zien gaan.
de bevrijding naderde en met de vader van een vriendje gingen de knulletjes naar  de dam. daar werd al feest gevierd. in de Raadhuisstraat hoorden ze geweerschoten en verscholen zich achter de stenen pilaren. mijn kind zag toen de Duitse rupsvoertuigen met soldaten wegtrekken. naar men zei; richting Haarlem. ze werden bij de stadsgrens tegengehouden door de binnenlandse strijdkrachten. deze konden de lieden overtuigen dat de oorlog voorbij was en ontwapenen het beste was. de vreugde van de bevrijding werd door de voorvallen op de dam duchtig getemperd.
ik was bijna mijn kind kwijt geweest wanneer ze eerder van huis weg gegaan waren en zich tussen de feestende mensenmassa honderd meter verderop zouden hebben bevonden.
de veranderingen waren duidelijk in aantocht toen de geallieerde vliegtuigen eten gingen afwerpen voor de bevolking. juichende mensen op straat. ze verdwenen snel wanneer er Duitsers aan kwamen. maar de strooikrantjes zoals “de vliegende hollander” vertelden een verhaal waar de Duitsers maar een zwak antwoord op hadden. deze  pamfletten werden uit de vliegtuigen gegooid en mijn kind haalde ze van het dak en uit de wilde wingerd die tegen de buitenmuur groeide.
wij leden honger en er zat weinig vlees meer op het bot. toen wij bij Friese kennissen op bezoek waren, dat ging door, was er gerookt spek. mijn jongen was niet meer te houden en zei geen nee toen hem nog een plakje werd aangereikt. ik heb hem ernstig over zijn gulzigheid onderhouden, de mensen hadden immers zelf bijna niets. ik realiseerde mij niet of dit wel zo was.


een stukje


over me kind. hoe beschouwde ik hem eigenlijk, met welk zicht bekeek ik hem. uit een oogpunt van nuttigheid was hij goed te gebruiken. ik werd helaas geplaagd door een breuk. jarenlang een aanhoudende zorg. toen die beklemd raakte moest er toch ingegrepen worden. in het Purmerender ziekenhuis heeft men dit goed verholpen wel een belevenis voor iemand die nog nooit een dergelijke behandeling ondergaan had. me kind dus, een vluggertje, rap en doenig. nu hebben ze er wel een term voor, dit is echter teveel van het goede omdat ik hem leerde bruikbaar te zijn. op mijn twee maal wekelijkse expedities naar de markt was wij zeer nuttig. hij hield de tas vast terwijl ik die vulde en samen droegen we die, elk aan een hengsel, naar huis. ook de aardappels. dit maakte dat ik een vrije hand had in het betasten van de groente en keurend op versheid. het is niet zo dat dit een uitzondering was, nee een vaste prik met een vaste route.
zijn kleding was voor mij een probleem. een kleinkind is makkelijk genoeg. je knipt wat van oude kleding en dan achter de naaimachine. er is altijd wel iemand die zegt: wat heeft hij een leuk blouse aan. helaas was mijn kennis in het maken van een gulp onderontwikkeld.  op school kon hij zich daarmee niet vertonen toen hij een jaar of zes was. kinderen zijn jonge criminelen en pesten graag iemand die er niet zo uit ziet als het gros van de klas. ze hebben zeker niet anders te doen op school.
kleding werd voor hem gekocht bij een gerenommeerd en als protestants bekend staand kledingmagazijn. dit zegt al genoeg. degelijk aan de ouderwetse kant. toen de verkoper hem een donkerblauw ribfluweel broek en jasje aansmeerde en hij zich in een spiegelglas van een nabije kapperszaak zag lag hij weer dwars. hij had het over een zwarte pieten pak. bij een zeldzame gelegenheid was hij er nog toe bereid zich hierin te vertonen. iemand noemde hem little fauntleroy. later begreep ik dat dit een engelse dandy was , een zeer aantrekkelijk kind waar over geschreven is. (mijn handje moest wel even zoeken voor de juiste schrijfwijze).
het gebeuren met het wassen van kleding en ander spul mocht ook wel een happening heten. de ketel op het gas en na enig koken werd die door mijn man op de bok gezet. zo heette de houten stellage waar een wringer op gemonteerd was. nu was het zaak dit wasgoed te ontdoen van het nodig vocht zodat het na afgespoeld kon worden. mijn enige hulp hierin, draaide vlijtig de slinger rond. het was zelfs koddig om te zien hoe hij zij kinderlijfje met volle overgave hierop wierp. Michiel draaiend aan het grote wiel, den gansen dag, om maar eens een kinderliedje te noemen.
hij stond dan op een kleine witte badkruk. ik noem dit even omdat die voor veel zaken een nuttig hulpje was. zo noem ik ook het haren wassen. ik kon dit niet alleen. hij zeepte mij in en wreef duchtig door mijn niet te dikke dos. de ketel water werd verwarmd en met de juiste temperatuur goot hij die langs mijn oren en mijn nek. hij was daar zeer kundig in.
het badkrukje diende in de oorlog als werktafeltje voor zijn zaagpogingen. toen er geen gas weer geleverd werd had mijn broer voor een vuurduveltje gezorgd een plaatstalen omhulsel met een rooster. hierin werden kleine houtsnippers gebrand. je kunt wel raden wie er met een bijl spaanders zat te maken op de keukendrempel. bijl in de ene hand en hamer in de andere. dit was de enige mogelijkheid omdat de bijl zo bot was dat je mee naar Keulen kon rijden zonder je kont te verwonden. ook dit was een van zijn verrichtingen.
voor verwarming stond er in de kamer een stevige godin. de kachel die alles aan kon. zeker de antraciet die de kolenhandel Groeneveld hortus ons leverde. het kan zo’n mud of twaalf geweest zijn in kleine papieren zakjes. mannen met zwarte gezichten hesen dit naar het afgeschutte deel van de zolder dat bij ons hoorde. wij hadden daar ook nog een kamer, later nog wel eens verhuurd.
daar stonden ze dan de zakjes, voor elke dag een. hij was de uitverkorene in ons gezin om elke dag twee trappen met een zakje af te dalen en zorgen niet te vallen. dan waren de rapen gaar en de treden zwart. gelukkig heug ik mij niet dat dit voorgekomen is. hij struikelde wel eens maar klampte zich paniekerig vast aan de leuning. jaren was hij onze kolensjouwer.
krant halen, post en zeker in de oorlog het illegale krantje viel ook onder zijn aanhoudende aandacht. dit wel met twee trappen van 18 treden elk, af en weer op. vaak met twee treden tegelijk zo geluidloos mogelijk, om de vaart er in te houden. zijn kunst was om  met de handen op de leuning naar beneden te glijden.
op zijn elfde vond mijn man goed dat hij een fiets kreeg. hij had de mening dat een kind eerste een volgroeid beendergestel moest hebben voor hij aan een fiets kon beginnen. later heb ik nooit kinderen met kromme benen gezien van het fietsen op jongere leeftijd. eigenlijk wel goed doordacht, hij kon zelf zijn fiets de trappen op dragen. in het begin hielp ik nog wel eens, dat was gouw over.
later kreeg ik het in mijn hoofd om de paneeldeuren van triplexplaten te voorzien. ik had ze goed opgemeten en mijn helpende hand timmerde ze netjes en secuur op de door mij aangewezen plek. ik had besloten de oude verf van ver voor de oorlog te vervangen door een verse laag. het was geldverspilling en er viel niet te praten over de beplating. ik heb dit toen doorgezet. hij dreigde het pand te verlaten wanneer ik die vers in de was gezette panelen niet verwijderde. mijn antwoord is richting gevend voor mijn sterke wil. “dan ga je maar”, ik zette de deur open. mokkend en boos zat hij in zijn eigen stoel, zweeg, kijken in het dagblad trouw. later kreeg ik de eer van de familie , ze prezen mij met mijn vernieuwingen. hierbij kon ik weer steunen op mijn gewillige timmerhanden.


varen, varen,


over de baren.
niet gehinderd door de tijd kan ik zo maar een stukje kwijt over iets dat door ons als erg leuk gevonden is. dat mijn kind later nogal met boten in de weer geweest is lijkt niet zo verwonderlijk. het zat in de familie.
mijn grootvader was een visserman op de zaan met een grote houten botter. hij was een zeer bekende man met een bijnaam,” Heintje me knor”. dit laatste kwam van de soort vis die nogal veel voor kwam in die tijd, de knorbot. bij het bovenwater halen maakte die een heel stereotiep geluid. een soort gesnurk. ik geloof dat snoeken dat ook doen. alleen bij de laatste soort moet je duchtig uitkijken, ze willen zich omdraaien en stevig bijten. hier had hij zijn bijnaam aan te danken. kwam hij met zuidwesten wind de zaan opvaren deed hij dat  onder een verdragend psalmgezang. de mensen wisten dat de vis er aan kwam. zijn vrouw stond  aan de prins Hendrikkade op hem te wachten met de viskar en ging de wijk in met haar handel. zij was ook al een gewiekste koopvrouw, goed voor de handel. ze was er een van de familie fris, later bekend uit het vastgoed en de makelaardij. nu weet ik warempel niet meer of hij nog broers of zusters had. dit moet wel want het rammelt van de naam prins in de Zaanstreek. ook in Bunschoten waar hij oorspronkelijk vandaan kwam waren er veel.
bij mijn ouders lag ook een roeiboot achter. die was wel niet in eigendom maar ze mochten hem wel gebruiken. nee, waar ik het eigen over wil hebben zijn de tochten met de Alkmaar-pakket en de lemmerboot.
de Alkmaarpakket was een imposant schip met meerdere dekken. blinkend wit geschilderd en lag heel laag op het water. het was dan ook geen zeeschip voor het IJsselmeer maar in die brede sloot, de doorgeslipte zaan kon het niet vollopen en zinken. hier ging  jan en alleman mee naar Zaandam. en omgekeerd. een dagje Amsterdam. begon dan al met dit uitje. je kon bepakt en bezakt weer uit de
hoofdstad terug komen en je intussen aan een buffet van alle goede dingen des levens voorzien. de immense grote stampende stoommachine gaf geuren van machineolie en rookgassen daar beneden was het bedrijf en aan de achtersteven rumoerde het door de grote schroef. bij vertrek moest het schip altijd keren en de grauwe modder verkleurde het toch al troebele water over een stevig oppervlak. karren met groente en zelfs af en toe een draaiorgel werd naar binnen gereden. dit mocht niet spelen omdat er al een muzikant aan boord was. die liep van voor naar achter en van beneden, in de boeg salon, naar het bovenste dek. dit om de gulle (?) gaven van het publiek in ontvangst te nemen. deze tochten waren een werkelijk uitje, veilig en door de vele bezigheden aan de wal, zeer de moeite waard.
wij gingen dan een halte eerder dan het eindpunt van het schip bij de Wilhelminasluis. van de grote indrukwekkende stoomboot liepen we naar een priegelig, wiebelend motorbootje. deskundig bestuurd door een oud zeeman, kaaik. dit pruttelding ging ineen grote driehoek ever het breedst van de zaan, net voor het zwembad langs. je had dan ook nog een leuk kort stukje met iets ander scheepje. wij gingen dan bij mensen op bezoek die precies op het hoekje van de kade woonden. prachtig uitzicht.
het zeevarend genoegen was nog niet af gelopen, ik reken de Amsterdamse pont niet mee, er was meer. de jaarlijkse uittocht naar Gaasterland werd geopend met een bijna dagtocht met de lemmerboot. een echt stoomschip, IJsselmeer bestendig. dit laatste zegt wel wat, het kan er best spoken. fietsen, zijtassen, koffers werden geladen. dat die fietsen van zolder gehaald moesten worden gaf al een hele consternatie. wanneer nu hele gezinnen zich naar Schiphol spoeden om zich op te laten bergen in een aluminium romp haalt dit niet bij de verrichtingen die het kleine gezin zich moesten laten getroosten om zich in te schepen op de de Ruyterkade. het in de rij staan en stallen van de fietsen op het voordek na de hectiek van het kaartje kopen gaf de nodige zenuwen. de stijgende bloeddruk van mijn man was duidelijk waarneembaar. een plaatsje op het overvolle schip was moeilijk te vinden. eenmaal een plek veroverd moest je hier niet te veel van afwijken, ze werd ogenblikkelijk door een ander bezet. opgestaan is plaats vergaan. je kon het beste de omzittenden duidelijk maken dat je daar hoorde , of iets van jezelf neer leggen.
uren die volgden weren gevuld met kijken naar volgende meeuwen, het schutten in de sluis en daarna de open zee. het grote genoegen was dat de boot naar Harderwijk. dit gezamenlijk opvaren was een trouwe traditie en een natuurlijke zekerheid, mocht er iets gebeuren dan was redding nabij. net voor Urk boog, onder een luid signaal uit de scheepstoeters aan dat het moment van scheiden daar was. veel gewuifd en de reis naar lemmer kon nu solo worden vervolgd.
de val van Urk met zijn ondiepten en geulen leverde altijd enige onstabiliteit op. dit werd als het meest riskante deel van de tocht ervaren. hierna in de luwte van de hoge polderdijk kwam de lemmer in zicht. de aanlanding was ook een duidelijk signaal dat wij op een echt schip waren. meestal ging dit met enig stoten en schuren. je wist wel dat je er was. was het bedrijvig bij de belading, ook het embarkeren ging niet geheel zonder enig rumoer. je was blij dat je fiets en bagage ongeschonden in je bezit kwam. met het kind voorop ging het richting Gaasterland. meestal met de zuidwester in de rug.
in de loop van de oorlog, we gingen gewoon op vakantie, werd het voor mijn man toch een beetje te gortig. luchtgevechten en aanvallen van engelse vliegtuigen deden hem besluiten niet meer met de lemmerboot te gaan. later werd ook de dienst gestaakt. men was bang dat het schip beschoten zou worden. een nieuwe route was die met de trein naar Enkhuizen en dan met de boot over. de treinreis was langer maar de overtocht veel korter. ook het schip, de Jan Nieveen, was  meer schip. later heeft het zelfs in Griekenland  gevaren.
ik weet  dat we in de trein naar Enkhuizen zaten en in het zonlicht de vliegtuigen boven Amsterdam. noord zagen cirkelen. ze bombardeerden, dat probeerden ze , de Fokkerfabrieken te raken. het resultaat was dat de bommen op de woonwijk vielen.
in het oude Zuiderzeestadje werden de fietsen uitgeladen. die konden in een goederenwagen met de trein mee en wij brachten die naar de boot. de weg naar Oude Mirdum was wel langer dan de vorige. het scheelde wel in veiligheid en tijd.
ook de Jan Nieveen met een zusterschip was echt voor zee gebouwd. het was denk ik ook veel nieuwer dan de lemmerboot. die was echter veel gezelliger en oogde meer schip te zijn.
al met al waren het hele ondernemingen voor ons stadsmensen. je keek er wel naar uit, dat is nu anders, men vliegt van hot naar her of het niets is.
dat we ook nog wel eens met het Hoornse bootje op het IJsselmeer zijn geweest schiet mij opeens te binnen.  deze krielkip onder de zeeschepen moest het Hoornse hop overwinnen. dit ging dan wel maar op een bijzondere manier, al slingerend en deinend op de korte golfslag. dat dit voor de passagiers merkwaardige gevolgen had kun je je indenken. zij aan zij braakten ze in volle overgave aan lijzijde van het schip hun maaginhoud. een offerande aan de vissen werd wel geroepen. het moeilijke woord lijzijde heb ik geleerd daar te gebruiken. aan stuurboord kreeg de  volle laag van de stevige wind recht in het gezicht. de richting van de maaginhoud was dan duidelijk.
waarom vertel ik dit en met reden. de tochten met deze schepen waren een belevenis, je keek er naar uit. was het bij de ene of je aan het landverhuizen was met je hele en hebben. bij de andere bootreis was je onder de indruk van het imposante schip, de statige ligging en het indrukwekkende verlaten van de haven. dat je ook nog eens op een rare pieremegoggel terecht kwam en naar hoorn waggelde is een bijzaak. hoe simpel was het genoegen vroeger maar de indruk mag vergeleken worden met iemand die de wereld rondtrekt. toen was geluk nog heel gewoon. het onderbrak het min of meer saaie leven op de Bilderdijkkade.
dit was even een tussendoortje. ik had een moment zin om nog eens naar het meer van bled te kijken.  wij werden regelmatige Joegoslavie gangers. ook daar waren we op vakantie toen mijn kind uit huis was.
ik heb het handje dus even rust gegund om, als het mij weer uitkomt, weer van hem gebruik te maken. je moet ook een zekere bescheidenheid willen betrachten.  anders krijgt het kramp of verstijving. dat handje gaat ook al bijna 80 jaar mee. het kan best wat reumatische worden of wat gaan bibberen door het uitvoerige computerwerk.


vakanties


nu dat mocht dan ook wel. eigenlijk een van de weinige dingen waar dit gezinnetje mee voorop liep.
het schiet mij zo maar door het hoofd, omdat ik het zo uitvoerig over die bootreisjes had en mij nu pas realiseerde waar ze eigenlijk heen gingen.
dat mijn man met zijn jongemannenvereniging al jaren deze hobby beoefende is bekend.ik heb er mijn huwelijk aan te danken. feitelijk is het een voortzetting hiervan. dan wel geen jongemannen maar een klein gezinnetje dat op dezelfde plek in Gaasterland neerstreek. nu ik er goed over nadenk is het wel mogelijk dat de zoon uit Amsterdam. zijn ouders indirect met een kleine geldelijke ondersteuning wilde helpen. dit is dan weer niet zo ondernemend, maar toch is het gaan naar het buitenland en de tocht daarheen , die ik al beschreef,  wel wat. Amsterdammers gingen gewoontegetrouw naar  Bakkum of het Bloemendaalse strand.  ook Schoorl met zijn klimduin kreeg de klandizie van die  lieden welke zich in kleine gammele onderkomens vakantie wilden vieren. een vlucht uit de stad.
Gaasterland dus bij de familie bakker in hun keuterboerderij. in het begin geen elektriciteit en stromend water, gas uit de fles was de eerste vernieuwing. de geur van het sanitaire “huske” werd bedwongen door een houten deksel. een iets steviger inworp mocht een plons maken in de gierkelder. ik heb nooit gehoord dat ze andere gasten hadden dan wij.
het huisje lag op een lichte verhoging halfweg een licht oplopende heuvel. je moest echt door een hekje tussen de twee koeien door naar de bewoning. ik noem dit omdat de koeien tot het gezin behoorden. tijdens melkerstijd gingen man en vrouw naar de geefsters. als het warm was zetten ze een strooien hoed tussen de horens. zij verjoeg de vele vliegen met een soort tak. pas daarna waren de dames bereid hun melkgift te starten.
mijn kind hielp of mocht op de kruiwagen. hij heeft daar geprobeerd melken te leren, tevens de Friese kreten op te nemen wanneer de koe trapte.
wij sliepen in de schoongemaakte stal, de beesten liepen immers buiten. tijdens de oorlog bleven we langer op ons plekje. een geweldige boffer kregen we toen slager Veltman een noodslachting moest verrichten. een veulen had zijn poot gebroken en ging in onderdelen naar de mensen. nu waren er die geen paardenvlees lustten (in de oorlog nota bene). wij wel en een paar kilo verdwenen in de geleende grote braadpan. helaas was dit een paar dagen voordat mijn man terug zou komen. wij konden er niet afblijven. hij kreeg het laatste stuk dat wij met moeite uit onze mond hadden gespaard.
een koeienbox voor de ouders en een voor het kind. dit hebben wij jaren gedaan tot de mensen te oud werden en er in Nye Mirdum een andere plek gezocht en gevonden werd bij Gerzon de wagenmaker. ook daar zijn wij jaren geweest. mijn kind speelde tussen de boomstammen maar mocht niet het bedrijf komen  omdat dit te gevaarlijk was. ondanks dit verbod was daar toch naar binnen gegaan. de schrik sloeg mij om het hart toen hij brullend binnengedragen werd. een pen van een langzaam draaiende slijpsteen had hem bij zijn hemdje gegrepen en hij draaide met de as langzaam in de rondte. op zijn geschreeuw schoten de mannen te hulp. hij hield er niets aan over, maar bleef nu duidelijk uit de buurt. prachtige eikenhouten boerenkarren werden daar gemaakt. de ijzer rand werden gelegd door de daarnaast wonende smit. we hebben eindeloze bostochten gemaakt. hij met het kind voorop in een ijzeren stoeltje. zijn voorkeur was door een verse paardenhoop te rijden. de klodders vlogen in het rond. ik had daar geen last van omdat ik er twee meter achteraan kwam. tochtjes naar balk en kippenburg maakten van deze vakantie een  waar genoegen.
later zijn we jaren op elfbergen in Oude Mirdum geweest. een deel van een zomerwoning. een huiskamer een slaapkamer en een gangetje, hier sliep ons kind. vriendelijke mensen in de weer met zwarte bessen en suiker, daarvan uiteindelijk met behulp van de zon en warmte een lekker gegist drankje maakten.
om het rijtje maar af te maken in Friesland moet ik ook nog een paar woorden kwijt aan hen die ons een deel van de boerderij verhuurden. dit waren wel echte friezen.
wij hadden zo onze eigen paden gevonden. toch speelde de gedachte nog wel om hier een huis te kopen. mijn man was wel goed in het beoordelen van een huis, het pasklaar maken moest hij zeker aan de vakman overlaten. een spijker in de muur was al veel. ik geloof dat ik het hem maar een keer heb zien doen. zo heeft een ieder zijn eigen mogelijkheden. ik heb ook zelf behangen, samen met zuster ger.
de na Friese periode was een volkomen tegengestelde aan wat wij wel 18 jaar hebben gedaan. het werd Limburg. wij lieten ons rijden met een citroen. zo’n lage auto van na de oorlog. toppunt in het hotel was een zacht roze wiebelend puddinkje met een knopje daarop. dit gaf aanleiding tot enige speelsigheid door er mee te wiebelen. verder rook het er naar katholieken, niet mijn geur. we hebben vandaar uit ook onze eerste tripjes naar het buitenland gemaakt. Monchau en Luxemburg staat mij nog bij. deze waren de voorbodes van onze verdere buitenlandse avonturen in Joegoslavie. we waren toen dik in de zestig en mijn man was veel te omvangrijk (schoon bij 1.85 m. 115 kilo aan de haak) om nog veel activiteiten te ontwikkelen. de tochten waren natuurlijk met de christelijke reisstichting en de super veilige,  uiterst betrouwbare en klantvriendelijke, Swiss air.
mijn man was tijdens die tochten de aimabele prater met een aandachtig gehoor van oud verpleegsters, onderwijzeressen en andere alleenstaande dames. zij vonden hem een interessante man die veel wist over het gebied waar ze te gast waren. gezien zijn leeftijd was hij geen gevaar en de degelijkheid straalde er van af.
wij hebben het daar heerlijk gehad, de mensen waren uitermate vriendelijk en dankbaar wanneer iemand een sigaar van mijn man kreeg. hij nam die daarvoor speciaal mee, als een gebaar van goodwill. wij hebben genoten van de prachtige kusten en meren. het was voor mij als een eenvoudig arbeiderskind een openbaring dit te mogen aanschouwen. de woeste rotspartijen en de oude ruïnes uit vroeger tijd. die mensen konden toen ook al veel, als je dit allemaal ziet. wel heb ik de indruk dat de huidige bewoners hier nog van zitten uit te rusten. ze houden dankbaar hun hand op bij de gulle toeristen en verdienen zo een leuk centje bij. men wil hiervoor nog wel eens wat dansjes uitvoeren en opzwepende muziek maken op schril klinkende instrumenten. vrolijk drijven de visserbootjes op de prachtige blauwe zee. het is niet te begrijpen dat men elkaar in deze contreien vroeger zo genadeloos de hersens heeft ingeslagen. dit bleek men dan ook niet te zijn vergeten en met desastreuze gevolgen voor alles wat leeft en woont.


bevrijding.


nu dat mocht dan ook wel. enige weken daarvoor kwamen er ongemerkt leegstaande huizen in onze omgeving. de buren naast ons, dat jonge gezin met twee meisjes waren plotseling verdwenen. ze waren nogal innig met de bezetter en konden zelfs gebruik maken van een auto met een houtgas ketel.  dit was te meer verbazing wekkend omdat de auto, in gewone staat, nog een luxe vervoermiddel was. ook op de hoek bleek een oude vrouw met dochter hun woning te hebben verlaten.  de dochter was de vriendin van een zeer hoge Duitse officier. ik heb mij wel eens afgevraagd hoe zo’n meisje dat werd!
de binnenlandse strijdkrachten, nooit waar genomen kleine magere mannetjes in blauwe overalls, mochten nu laten zien wat ze waard waren. ik vond hier weinig fraais aan. meisjes werden uit hun huis gehaald, kaal geschoren, met teer ingesmeerd, op een kar afgevoerd. een steen door de ruit van een bakker moest aangeven dat hij NSB gevoelens had. naderhand bleek in de bakkerij het ondergrondse blad trouw te zijn gedrukt. echte strijd leverden ze niet. het was meer een club jagers die zich op weerloos wild stortten. het waren misselijke makende taferelen. men zou wel eens laten zien dat de tijden veranderd waren.
aan de overkant werden uit het zolderraam twee  BMW motorfietsen naar beneden getakeld. wij vonden het toch al merkwaardige mensen. ergens verderop een school hadden ze een soort windmolentje gebouwd. dit voor stroom. het maakte wel een enorme herrie met de bladen.
mijn gevoel was dat veel nederlanders van twee walletje gegeten hebben. nu het tij keert verzet men de bakens. een oud maar nog steeds geldend spreekwoord. mijn kind gaf weer een probleem. na alle trammelant met het eten er in krijgen wilde hij het nu niet kwijt. plassen geen probleem maar het stevige werk wilde hij niet kwijt. ik kreeg daar extra was van omdat er een duidelijke bruine streep in zijn onderbroek zat. ik moest dus hem goed in de gaten houden. wanneer hij tekenen vertoonde hem manen naar het toilet te gaan. dit leverde bij visites nogal eens een probleem op. ik ben vergeten hoe dit nu over gegaan is. de oorzaak kan ik ook niet vatten, het zal wel iets psychologisch zijn. niet veel later kreeg hij psy. die huidswoekering werd nog al eens verward met schurft. ik moest naar zijn school om aan de gymmeester dit duidelijk te maken. niemand wilde meer met hem gymmen.
nu heb je een kind, stel je voor dat je er nog twee hebt.
mijn man en ik kregen meningsverschil over de kerk. ik vond de inhoud van de preken niet genoeg zwaarte hebben, te lichtzinnig bij het ongelovige af. na veel gekibbel besloot ik naar de westerkerk te gaan. het preekkanon daar gaf voldoende stof tot nadenken. thuis werd hier stevig over gepraat, zeg maar geruzied. de vrouw dient de man te volgen, staat in de bijbel. dit mag dan voor Paulus in die tijd regel zijn geweest, voor mij niet. met mijn 1.65 mg ik dan wel aan de kleine kant zijn maar in wilskracht sta ik mijn mannetje. dit geldt voor veel kleine mensen trouwens. mijn kind ging met mij mee. ik begon hem steeds meer als mijn schaduw te beschouwen. er was voor hem heen ontsnappen aan.
op de vrije woensdag gingen we altijd de stad in, lopend. winkels kijken, met een voorkeur voor antiek en rommelzaken. hij is door mij binnen de kunst geloodst. niet dat ik veel van kunstgeschiedenis af wist, wel een goed gevoel voor wat mooi is.
een tussenstop maken om iets naast elkaar te zetten. wij als echtpaar hebben zo’n ongeveer vijftig jaar meningsverschillen tot ruzie gehad. hierbij vielen er ijzingwekkende stiltes aan tafel, de vormelijkheid van het gebed, het eten en daarna een bijbelstukje was een kille gebeurtenis. vaak was de mededeling van een psalmpje dan maar, geladen met een onderdrukte weerzin. ook het vormelijke informeren naar het werk was een grote eenzijdige zaak. hoe het hier thuis verlopen was kwam niet bij hem op, dat was een vanzelfsprekendheid.
de invulling van de woensdagse plicht een boekhouding buiten de deur te doen leverde ons, mijn kind en ik een zekere vrijheid op. ik kookte dan iets raars, rijst of zo. ook het steeds uitbreidende werk voor de doopsgezinden vergde veel van zijn tijd,
hij verleende her en der enige sociale bijstand. als kerkenraadslid had hij ook nog zijn besognes, dus ook afwezigheid. ik raakte in gesprek met een vriendin een paar straten verderop. die hielp mij ook bij mijn onwetendheid bij de vrouwelijke veranderingen, de leeftijd volgend. ik had daar ook weinig benul van. mijn overgang duurde een jaar of zes. ik herinner mij dat op zekere dag tegen mijn kind zei, het over was. hij keek mij niet begrijpend aan en er kwam geen redelijk vraag over zijn lippen wat het dan wel was.” ik ben nu een oude vrouw”, zei ik. vriendelijk merkte hij op dat dit nog wel mee viel. de bedoeling van mij was hem op mijn biologische toestand te wijzen. het leek hem niet erg te interesseren. dat kan ik ook begrijpen omdat hij in die tijd duidelijk met een jonger exemplaar biologie aan het oefenen was. een gevoel van treurnis kon ik  hierover toch niet onderdrukken. was dit het nu geweest, dat moederschap, meer de maandelijkse last van het ongesteld zijn, dan die vreugde. er was geen ontkomen aan. de jaren in Harderwijk waren er een van afwachten. redelijk kwam het kind met aanhang elke maand. een gespeelde vreugde van zijn kant. dit alles vastgelegd in tijd en plaats voor de kinderen. die verkeerden in een vorm van verstijving. hij, die gedurig uit het raam keek, was uiterst ontriefd wanneer de auto te laat was. ingecalculeerd ongeluk dreigde altijd werkelijkheid te worden. de jonge vader met zijn gezin kwam uit een andere tijd en sprak geestelijk ook nog een andere taal. buiten dat was hij ook nog bij het openbaar onderwijs les gaan geven. het milieu van zijn vrouw en huidige tijdsbeeld  waren vormen waarin wij zich niet konden vinden. ik zorgde zoals altijd. dit was mijn plicht als vrouw, door de wet gegeven.
uiteindelijk mocht  dit al leiden tot een afscheid toen hij door een zware buikoperatie niet meer volledig over zijn hersenfuncties kon beschikken. op een verjaardag waarbij hij als gewoon weer aimabel en vrolijk het woord voerde kwam er ’s nachts een kink in de kabel. zeg maar slagader die de nier van alles mocht voorzien. met een kreet werd hij wakker en verloor binnen niet al te veel tijd het bewustzijn. de buikholte was vol bloed gelopen waardoor de hersenen te weinig zuurstof kregen. de consternatie die daarop volgde was niet te beschrijven. hij die alles deed, ook op het zakelijke vlak viel uit. tot mijn verbijstering stond ik er alleen voor. gelukkig hielpen buren, die ik uit bed belde met de opname in het ziekenhuis. een operatie in   Zwolle mocht wel lichamelijk herstel beogen maar kon aan zijn geestelijke opleving niets doen. ik had afscheid van hem genomen. ik heb dit mijn kind gezegd, die per auto zo snel mogelijk kwam. opname in een verpleeginrichting was wenselijk, ik kon hem niet helpen. uiteindelijk werd het Bethesda in Harderwijk. volgens zeggen een van de beste instellingen in de regio. ik heb dit altijd vol gehouden, zeer tegen beter weten in.
waar ik eigenlijk naar toe wil eens even te kijken naar ons beider karakter. wat waren nu de verschillen en wat was de reden dat we met elkaar zo lang getrouw zijn geweest. om het laatste maar bij de kop te pakken. scheiden, zoals men dat nu te pas en te onpas doet, was geen regel. voor hem was dit een brevet van onvermogen, voor mij een niet te volgen gedachte waar ik heen zou moeten zonder inkomsten. de maatschappij was daar totaal nog niet voor ingericht en het mocht als een schande gelde wanneer dit te gebeuren stond.
wie was ik dan wel. ik denk dat ik daar niet erg over heb nagedacht. iedereen zal zeggen dat dit behoorlijk dom mag zijn, maar had je daar tijd voor! zoals ik al vertelde stond ik al met mijn negen jaartjes aan een koude kraan flessen te spoelen. thuis helpen, cursus volgen en werken. toen er sprake van kwam dat ik mij in een liefde zou begeven liep dit op een catastrofe uit. vlucht in het werk was het enige en dat mocht dan in Ems/Eepe zijn. mijn karakter kende dus maar een rechte streep en die was volhouden. ook om een doel te bereiken had ik het geduld en de wilskracht nodig (van god gegeven). mijn gedachten om van de Bilderdijkkade een klein paleisje te maken, dat in overeenstemming kon zijn met de functie van mijn man was een  doel. hij was immer van jongste bediende opgeklommen tot procuratiehouder van een gerenommeerd effectenkantoor. die gerichtheid paste ik ook op mijn kind toe. mijn geringe lengte had het voordeel dat je overal dicht bij kon komen. je stond er met de neus bovenop. ook mijn kunde in onderhandelen mocht er zijn. dit was dan ook wel nodig omdat hij van een onwrikbare rechtlijnigheid behept was. zijn zwakte was de natuurlijke behoefte van een man. daaraan moest ik dus wel mijn plek bieden. ook wel te gebruiken wanneer mijn kind weer met een onvoldoende rapport thuis kwam of voor andere financiële zaken. zijn zwakte hierin was dus zeer wel bruikbaar.
mijn kind heeft hier menigmaal mee te maken gekregen toen hij zijn zelfstandigheid ging uitoefenen. zijn liefdes heb ik kritisch in ogenschouw genomen en tot op het bod gefileerd. voor mijn kind waren zijn keuzes niet dat wat ik mij voorstelde. eigenlijk wilde ik hem voor mijzelf houden. het was zelfs zo dat ik god dankte toen hij vertelde dat het uit was met zijn eerste allerliefste. ik barstte in tranen uit bij een korte poging tot herstel van in de relatie.
bij mijn kleding kon dan altijd mijzelf redden. eigenlijk was ik een goedkope vrouw. hij kon er van op aan dat alles in de uitverkoop gekocht was. jurkje in lapjes van de markt. ik weet nog dat de marktkoopman een weddenschap met mij aanging. ik zei dat ik er een jurkje uit zou maken voor mijzelf. ik mocht het lapje voor een gulden meenemen op voorwaarde dat ik het aan hem liet zien. de volgende week had ik het aan, wel met een passtukje hier en daar maar ik stond er toch. “je bent een wonder”. zei hij, ik was trots. zo ging het vaak bij kooplui. ik kon goed onderhandelen. gekregen jassen  vermaakte ik en voegde er een merkje van bv. Gerzon aan toe. veel mensen keken in de kraag van een jas waar die gekocht was. ze bepaalde daarnaar hun houding tegenover je. wie niet sterk is moet slim zijn.
humor was niet het sterkste punt in ons gezin. het werd vaak ordinair geacht. bv de bonte dinsdagavond trein mocht zich niet in onze belangstelling verheugen, die kwam dus niet aanplaats daar van vond mijn man negen heit de klok wel van voldoende niveau. de kwaliteit van alles werd streng bewaakt. de schuine mop kwam niet over de tong. om maar niet te praten over die joodse moppentappers


Harderwijk.


wanneer je een beetje aandacht hebt voor de titel boven dit deel van het verhaal, zie je dat er een punt achter het woord staat. dit mag in houden dat wij de eindstreep van ons leven, figuurlijk voorlopig, zijn gaan naderen. het Amsterdamse verhaal wilden we al jaren afsluiten. in menig gesprek met de familie kwam naar voren dat we naar buiten wilden, de stad uit. elke dag die vervloekte twee trappen op en af werd wat te veel. vader wilde ook graag een tuintje. het kind woonde met zijn gezin in hoorn. de gedachte daar ook te gaan wonen was niet zo dringend. een paar redenen hiervoor waren, de oppas voor zijn jonge gezin leek mij niet zo en zij was niet de vrouw die mij na aan het hart lag. de manier waarop de kinderen hun opvoeding kregen was ook niet helemaal je dat. nu is het gebruikelijk dat ouders altijd kritiek hebben op de vruchten van hun nazaten. ook van hun kant voelden we dat een koophuis met twee onder een kap te veel van het goede zou kunnen te zijn. de huizenjacht geschiedde in een sfeer van grootste geheimzinnigheid. vader, al niet een van de meest ondernemende mensen, ging wat visjes uit gooien in de omgeving. Schoorl was een van de plekken die ons wel wat leek. te meer omdat daar een vestiging was van doopsgezinden. dat moest dan toch wel een goede plek zijn.
mijn man had een meer dan gewone kennis van huizen. zijn boekhoudkundige capriolen, de gevechten met de belastinginspecteurs, hij was een fenomeen in het onderschoffelen van zwart werk, en een scherpe blik voor kwaliteit maakten hem toch tot een min of meer ingewijde in de bouwwereld. hij was niet voor niets de boekhouder geweest bij twee aannemers en kende hun bouwverhalen als geen ander. helaas kon er toch niet iets de goedkeuring waardig gekeurd worden . ook de prijs van woningen in deze langgerekte nederzetting aan de illustere zeezijde van Noord Holland was er naar. er bleken in het verleden min of meer bekende nederlanders te zijn neergestreken en de nieuwbouw lag op plekken waar niets groeide alleen een rijk geschakeerd kikkerleven mocht er plaats vinden. de herinnering aan Bloemwijk met zijn muggenplagen maakte dat wij hier niet ons toevlucht zochten. een vervelend dingetje bij het zoeken was dat wij niet zo mobiel waren. mijn man kon geen auto besturen en heeft zich altijd laten rijden door familie, kennissen of zoon. hij was gewend met een sigaar in de mond en een hoed op het hoofd zich de rit te laten welgevallen.
hoewel, later dwaalde ik daar in Schoorl nog een maand of vier rond. dit alles onder de geestelijk leiband van mijn schoondochter. onder haar zorg kon ik enigszins het rechte pad terug vinden na mijn verdwaling aan het eind van de harderwijker rit. zover ben ik nu nog niet in mijn herhaal.
ik zal nog iets moeten vertellen over ons verblijf in Harderwijk, het sluitstuk van een lang leven.
wat wisten wij van dit uitgebloeide havenstadje. je kunt wel zeggen niets. het bleek aan de rand van de Veluwe te liggen en had als eindpunt een ligplaats voor de bekende stoomboot.  precies, dezelfde die dag in dag uit in broederschap op voer met de lemmerboot. wonen in  Gaasterland was ook nog een  optie.  mijn man was daar een soort streekheilige. de bekenden keken wel een beetje tegen hem op, zo’n meneer uit de grote stad die met erg veel rijken om ging. ik voelde mij er niet thuis. de vreemde taal, het onder ons van de mensen en de slechte woningen die daar al eeuwen onderdak gaven aan arme keuter boeren trokken mij niet. Gaasterland met zijn arme zandgronden leek mij nu niet de plek ook een vredige oude dag te doorstaan. let wel op mijn laatste woorden. hij zou zich wel redden, maar met wie moest ik praten.
het werd dus Harderwijk., de woning van een aannemer, op een hoekje. kwaliteit gegarandeerd, hoewel bij nader inzien, daar laat ik het bij. wat ons het meest aansprak was de serre. een  verrukkelijk onderkomen bij gematigde zonneschijn. bij zomer een broeikas. voor keken wij uit op een school met plein. bevolkt door gewoel onder sterk ouderlijk gezag staande kinderen.. ook de leerkrachten waren nog van klassieke snit. dat deze kinderen leden onder alle ondeugden,  behorend bij hun opvoeding, is duidelijk. dit was een verpersoonlijking van de plaatselijke bevolking. behoudend christelijk vol  vooroordelen en een pakket achter de ellebogen waar je beroerd van werd. de kleinkinderen werden gehouden niet voor de deur te voetballen. toch al een spelletje voor gewone mensen. nee dan, wanneer de levenslust onhoudbaar werd, konden ze om de hoek wel op een groter grasveld hun lusten botvieren. dat ze daarbij uit het zicht waren, sois dan maar.
stoel van vader had een strategische positie bij het voorraam. passanten konden dan begroet worden, het gesprek daarover volgde met de inhoud van trouw, het lijfblad door de jaren heen en op niet te vergeten het doopsgezinde kerkblad. dit laatste riep dan ook weer zoete herinneringen op aan zijn glorietijd in de kerkenraad.
tuinwerk was niet zo geslaagd, ook hier arme zandgrond, onderhevig aan verstuiving. de droom van een rijk tuindersleven verstierf tussen droogte en slakken.
wij mochten nog een stel kennissen ontmoeten. zij woonden in de binnenstad in een gedeelte van de stadsmuur. hij was een telg van oude Zaanse ondernemers. wel was het een zwart schaap omdat hij in vroeger dagen het zilte nat had verkozen boven de koek geuren in de fabriek. met haar kon ik uitgebreid de vrouwelijk besognes bespreken. zij kon daar ook van mee praten. kerk werd eigenlijk niet meer een hoofd onderwerp, radio  bloementaal, zelf nog goed te ontvangen kon soelaas bieden. wat natuurlijk een buitengewone verandering binnen ons leven bracht is de televisie. een wondere wereld vol natuurfilms en buitengewone treinreizen. de keuring werd gemaakt uit de NCRV-gids. vader deed dit met grote nauwkeurigheid. dit ter voorkoming van buitensporigheden op het gebied van spanning of bloterigheid. mocht dit onverhoopt het geval zijn in een moment van onbezonnenheid dan was er altijd nog , na de blik omhoog geworpen te hebben, een uitknop.
de buurt was  gebouwd volgens een redelijk ruim opgezet woonplan, met nette oppassende mensen. vaag hoorde je wel eens dat binnen Harderwijk nog ander buurten waren en ook nog een restant van de vroegere bewoners, zo gezegd; de echte. die spraken een ander taal, net als hun leefgewoontes.
keurig net en daar pasten wij wel in. gedragen stapte mijn man naar de supermarkt, ik dribbelde daarbij. gepast groetend, her en der hand opstekend, sigaar in de mond., altijd iets voor zijn vrouw lopend.
elke maand werden de kleinkinderen verwacht met hun ouders.  vorderingen op school doorgenomen maar dat was al weer ver weg. onze ervaring daarmee was niet bepaald gunstig. ik begreep later pas dat de  vroegere schoolkeuze voor onze zoon er een was niet in het belang van het kind, maar om het leerlingenaantal te vergroten.
het leven dus in Harderwijk was er een van een gebeitelde gewoonheid. de langskomende melkboer mocht als een evenement ervaren worden. een overvliegende vogel werd een onderwerp van gesprek.


bijster van het


spoor, je kunt ook van de rel zeggen. hoe kwam dat nu. was het de lawine van gebeurtenissen, de confrontatie met mensen die wij niet kenden en deskundigen  die mij in mijn geest deden verdwalen. laat ik eerst even de ze zaken op een rij zetten voordat ik aan mij zelf toe kom.
we waren op een verjaardag bij een nichtje. omdat onze zoon zo ver weg woonde wilden we toch een beetje aanspraak hebben van derden.  om hier een oplossing voor te vinden zochten we naar familieleden in de buurt, kinderen van kennissen zelfs oude bekenden werden binnen de bezoeken betrokken.  na onze hoofdstedelijke toestanden zochten we in den vreemde wee enig houvast. dit liep aardig tot op zekere dag het  na een prettig verlopen  verjaardagsfeestje thuis zo uit de hand liep. ’s nachts slaakte hij een kreet en greep naar zijn buik. krimpend lag hij naast me. wat te doen. gelukkig was ik in staat de telefoon te bedienen en een ambulance was na een minuut of tien ter plekke. de broeders constateerde een sterk gezwollen buikwand en een bewusteloze oude man. in het Harderwijkerziekenhuis kon men hem niet helpen. wat de reden daarvan was, is mij niet duidelijk maar de volgende ochtend werd er een tocht per ziekenauto naar Zwolle georganiseerd. daar lag hij dan, uitgeteld en overgeleverd aan de chirurgische kunde. het bleek een bloeding bij een doorgebroken gezwel aan een nier te zijn. nier en gezwel werden daarop verwijderd.  inmiddels was mijn zoon ook gekomen en de dokter wilde een gesprek met ons hebben. dit werd een moeilijk gesprek voor hem. hij moest ons vertellen dat vader wel niet meer thuis zou komen. door het bloedverlies hadden zijn hersenen te weinig zuurstof gekregen en het had dan ook niet veel gescheeld of hij was dood. de redding van de patiënt was een chirurgisch kunststuk geweest. de suggestie bij zijn woorden was dat dit meer een medisch verhaal was dan dat het de redding van de zieke beoogde. bij de opmerking van mijn zoon over dit kunststukje  voegde hij er aan toe dat de patiënt er meer mee gebaat zou zijn geweest wanneer hij gestorven was. immer nu restte een vorm van plantaardig bestaan met een tijdsduur die jaren kon duren. voor hem en de familie geen prettig vooruitzicht. de arts antwoordde dat hij alleen rekening diende te houden met het feit de zieke in leven te houden. de staat waarin was niet van belang. zo zat de huidige wetgeving nu eenmaal in elkaar. beduusd is niet het goede woord, geestelijk verpletterd komt dichterbij. mijn zoon bracht mij thuis en hielp de tijdelijke regelingen die getroffen moesten worden. verzekeringen huisarts en meerdere zaken konden gedaan worden. ook de assistentie van een bekend verzekeringskantoor hielp mij door de eerste dagen heen. toen bekend werd dat hij naar een verpleeginrichting moest kwam hij op aanwijzing van de huisarts eerst in zonnestraal terecht. dit bekende gebouw op de Veluwe was prachtig gelegen maar te ver voor mij. ik moest iets in Harderwijk zien te vinden en dat werd Bethesda. in tussen was ik ook nog van de keldertrap gevallen en had mijn knie gebroken. bleek daaroverheen ook mijn zoon in een scheiding te liggen en ik hem alle contact ontzegd had. ik vond dat hij dat niet kon maken, nog wel een vrouw met vier kinderen in de steek te laten voor een andere...hier vul ik geen woord voor in. het kwam niet bij mij op dat er wel een dringende reden voor moest zijn. het hoorde niet zo. ik had het toch ook 50 jaar met mijn man uitgehouden. tegen wil en dank, in voor en tegenspoed, in goede en kwade tijden. dat dit laatste voor mij duidelijk was hoefde niet boven tafel te komen.
in het ziekenhuis kwam mijn man mij nog bezoeken, geholpen door een verpleegster kwam hij bij mij. voor mijzelf had ik al afscheid van hem genomen, ik heb hem nooit meer bezocht. je kunt er van denken wat je wilt maar het is mijn beslissing na 50 jaar huwelijk het was genoeg geweest. je kunt wel stellen dat dit een typisch gereformeerd geloofstrekje is. je werd dan wel niet dood geslagen maar je bestond gewoon niet meer. mijn zoon heeft herhaaldelijk geprobeerd mij nog naar hem toe te krijgen. met smoesjes en andere uitwijkingen heb ik dit kunnen voorkomen.
dat ik hem ook zijn congé had gegeven, kon ik niet langer volhouden. ik lag in bed toen mijn kleinzoon op bezoek kwam. ik was zeer verrast hem te zien. zo ver weg en nu hier, hoe was hij er gekomen. toch geen auto gekocht? zijn vader had hem gebracht en zat op de gang te wachten. hij vroeg of ik hem nog wilde zien.  “het moet dan maar,“, zei ik. “maar wacht even ik wil eerst  even mijn haar kammen”. deze opmerking heeft binnen de familiegeschiedenis een vaste plaats gekregen ik weet nog niet waarom ik dit heb gezegd maar een streepje vrouwelijke ijdelheid is mij niet vreemd, zelfs voor mijn zoon.
na mijn terugkeer thuis en de revalidatie van mijn been was ik toch mijn stuur kwijt. je kunt zeggen dat ik alles zelf moest doen, maar dat deed ik al. wanneer je gewend bent een vol kop thee in te schenken en het is steeds half leeg, om dit beeld maar te gebruiken, mis je wat. half leeg maar geen suiker werd mij te veel. ik begon mijn eigen plan te trekken, zocht een huishoudelijke hulp. dat hierbij een grote uittocht van geld en goederen plaats begon te vinden is een tweede. zij plunderde mijn klerenkast, de bontjas verdween, lakens en slopen alles werd gaandeweg minder. mijn zoon heeft de dienst opgebeld en verzocht haar niet meer te sturen. zij bleek daar niet meer in dienst te zijn. ontslagen wegen het ongewenst vullen van haar handen met andermans spullen. mijn zoon wilde haar adres nog hebben. hij werd oor de buren gewaarschuwd haar niet te bezoeken omdat ze in het woonwagenkamp woonde.
hoewel ik het zelf niet merkte waren er toch zaken die ik niet meer naar behoren kon doen. mijn schoondochter stopte mij onder de douche en knipte mijn haar, ruimde het huis op en beiden namen ze de vuilniszakken mee. in Schoorl sorteerden ze alles. pannen die ik vuil in de zak gestopt had werden gereinigd, geschuurd en weer teruggebracht. ik glimlachte daar een beet je bij. overstroming van het toilet door mijn verkeerde gebruik van krantenpapier, verstopte de toiletpot. de gang stond onder water. ik vond dit niet erg, je kon nog langs de randjes lopen en ik had schoenen aan. kauwen op koffiebonen gaf een prima smaak, boter uit de koelkast werd zacht onder de hete kraan. ik stak die aan met een papiertje en gooide dit achter het gasfornuis.
met mijn geld was ik wat royaal aan het worden, ik gaf de taxichauffeur 100 gulden omdat hij mij boodschappen binnen bracht. mijn Perzische kleedjes gingen naar de buren, ze vonden ze leuk, ze brachten wat plantjes voor het raam. toen mijn zoon dit hoorde is hij ze gaan ophalen. hij ergerde zich aan de schijnheiligheid van de mensen, ze maakten misbruik van een eenzame oude vrouw. dat hij met zijn jonge gezin elke veertien dagen uit Schoorl kwam vond ik gewoon. ze waren dit vroeger ook gewend.
voor de dood van mijn man moest ik nog wel het een en ander regelen in verband met de erfenis. ik vond dat mijn zoon zijn rechten kwijt was hiervoor. dat wij hem altijd, tot in den treure, hebben verteld dat hij alles zou erven, omdat hij de enige was, deed er niet toe. met de notaris kwam ik overeen dat de verdeling zo zou zijn dat hij , als kind datgene kreeg wat hem rechtens toe kwam .het andere deel zou verdeeld worden onder zijn kinderen en de ex. ook mijn man moest tekenen en in een toevallig helder moment kon hij die handtekening nog kwijt. ik weet niet of hij begreep wat hij tekende, maar dit gaf niet. aan het gesputter van mijn zoon had ik geen boodschap. ook de notaris , die precies van de  hoed en de rand wist had ik steun.  kenmerk van deze gang van zaken is gewoon binnen een gelovig dorp als Harderwijk. de assuradeur vertelde hem ook dat het een hoop geld zou kosten wanneer hij mijn beslissing zou aanvechten. hij mocht wel executeur-testamentair zijn. dat dit voor hem misschien een emotionele last zou kunnen zijn was zijn schuld, dan had hij maar..... ja met moeders valt niet te spotten, zeker niet als ze het oneens zijn met de gang van zaken.
de  verwarrende gang van zaken in Harderwijk werd ze toch te gortig en ik verhuisde naar hun duindorp. deze periode in Harderwijk kreeg een vreemd einde.  dit ging niet zonder horten of stoten, ik wilde in het begin terug. de argumentatie van mijn zoon was dat dit niet mogelijk was omdat het huis te koop gezet was.
de geestesverduistering  was voor mij niet zo  blijvend nu ik aan hun zorg over gelaten was, ik wist toch nog een beetje wat ik deed en ik kon van veel dingen afstand nemen. dat zij dit vreemd vonden was hun zaak. ik vond dat ik mij uitstekend kon redden, ook zonder mijn man.


zeg maar dag met


je handje. hier heb ik een bedoeling mee. dag zeggen betekend vaarwel zeggen een goedendag wensen, kortom afscheid nemen. er is een komen en gaan, hierbij kan ik een woord niet noemen daar dat, zoals je weet, niet van toepassing is.
het handje doet mij denken aan het liedje van Wim Sonneveld, de koningin van Lombardije, die ging uit rije, die ging uit rije. ik heb mijn leven in de koets gezeten die mij voorthobbelde. hij was het die op de bok dacht te zitten.  begrijp mij goed, hij dacht het. na alles wat ik heb meegemaakt en gedacht heb. ben jij de enig levende persoon, die over  mijn graf  heen nog als handje kan wuiven. dit heb ik zo bepaald en voor jouw was er geen ontkomen aan. ik ga dus de onregelmatige toevoer afsluiten , het luik dichten en met mijn geliefden verder in hemelse zaligheid verkeren. het slotakkoord heeft geklonken. er komt mij nu een gevoel naar boven dat ik er genoeg van hen over het verleden te praten. het wordt tijd broer janus weer eens te ontmoeten, kijk daar komt hij al, zo gaat dat in het paradijs. je denkt aan iemand en hij staat meteen op de stoep.
ook het handje begint  dit gekeutel zat te worden, hij moet het allemaal nog nakijken.
zo dat is dat, dacht het handje, wat een rust. niet elke keer weer een vol gemoed met gedachten die noodzakelijk op papier moeten worden gezet.
aan de deur staat iemand met een vraag. waarom heb je dit gedaan, wat was de prangende reden om zoveel tijd aan iets te besteden dat al lang voorbij mag zijn.
geef daar nu eens een behoorlijk antwoord op.
hier mag diep in het onderbewuste naar gegraven worden. komen we er nog uit binnen de beschikbare tijd? er is wel een zekere drang aanwezig hieraan te voldoen.
per slot van rekening dient er schoon schip gemaakt te zijn of de balans zijn opgemaakt op het cruciale moment dat het niet meer gaat. nu is het binnen de familie geen regel dat de oudere verward, kwijlend achterover leunt. de ouders waren zeer wel bij zinnen tot op hoge leeftijd. alleen een tekort aan zuurstof maakte bij hem een verstandverduistering mogelijk. had hij die niet gekregen dan waren familiesamenkomsten voorzien van een duidelijk waarneembaar gekout. hij hulde  zich graag in de  toga van de voorzanger der gemeente, het hoogste woord kwam uit zijn mond en een aandachtig gehoor was altijd verzekerd.
beste vriend daar gaat het niet over. ik ken je als iemand die enorm goed in staat is door een woordenbrij iemand op een dwaalspoor te brengen en hem zo van het onderwerp af te brengen.
ik onderbreek nog even: dat mijn einde, ik was dik in de negentig, niet een vorm van bekommernis in ziekte was, mag ik een zegen noemen. behoudens mijn beklemde breuk meende ik kanker te hebben. het gezwel op mijn rug breidde zich niet uit.
nu ik uitgeleefd ben, dit is het juiste woord daarvoor, zie ik met een gerust geweten van een voortzetting af. mijn eeuwige rust en de ontmoeting met mijn schepper zal mij die voldoening geven. heb ik recht over mijn leven te oordelen, ik denk van niet, het is gelopen zoals het moest lopen, ik had altijd een stevige vinger in de pap.
to the point dus.
nu ik het geheel zo’n beetje overzie schieten mij de tranen in de ogen, een traan bij sjaan,  toch nog.
neem mij niet kwalijk dat ik de gedachtestroom weer opvaar en haar interruptie laat voor wat het is. er kwam nog een opmerking over het feit dat er nergens hoofdletters gebruikt zijn. ik wil hier over kwijt dat in de hemel er geen hoofdletters zijn. ieder is gelijk.
het is heerlijk elke losse gedachte, zo naar boven komend,  een naar binnen schietsel los te laten.

dit nog even over het geloof. het is binnen mijn leven een grote leidraad geweest. een vasthoudtouw. nu zit er binnen mij een klein beetje realiteitszin. wat kan het geloof nu werkelijk zijn, wordt het niet misbruikt! het is wel godswoord door mensen opgeschreven en herhaald. het zijn de gedachten die vorm gegeven zijn door mensen, daar begint het gedonder. het is niet uitgesloten dat het geloof een soort tapijt is, naar variërend in dikte en tijd, waaronder alles geschoven kan worden dat wat des mensen is. vul dat maar in, tot het in de werkelijkheid naar voren komt.

ook het handje mag nog wat zeggen. (niet te veel graag en let op wat je schrijft!)
jaren geleden heeft mijn moeder, op mijn aandrang, haar leven beschreven.  dit ging natuurlijk niet van zelf. hier ging een , naar goed gereformeerd gebruik, gefundeerd betoog aan vooraf. met alle voor en tegen in slagorde geschaard en paraat. na deze woordenworsteling nam ze met grote voortvarendheid de draad op. als je haar gekend zou hebben dan zou je weten dat het haar draad is. die moet je natuurlijk kritisch bekijken en met een grote korrel zout nemen. je maakt de opmerking dat ik de kunst versta om de hete brei heen te kunnen draaien, zij kon dit ook. het is dus niet van een vreemd. we zijn natuurlijk nu in een andere tijd en aan andere situatie. we hebben meer inzichten gekregen in de menselijke drijfveren en kijken veel kritischer en analyserend naar het verleden. vroeger was het kool en geit sparen een zaak van levensbelang. jarenlange vetes met ruzies en ontkenningen zelfs met een totale verdwijning uit het gezicht mochten dan wel geen schering en inslag zijn, maar kwamen binnen de meer uitgebreide families vaak voor. nu de dood ons scheidt mag er wat meer helderheid over komen.
een tweede aanleiding vormt het verschijnen van meer terugblikken over ouders. gerenommeerde schrijvers lichten, met een lichte aversie, toch de familie doopzeel.
dit zou een mogelijke aanleiding kunnen zijn enige uitvoerige verhandelingen te plegen.
een derde aanleiding zou kunnen zijn dat gezien mijn leeftijd ik wat afsluitende neigingen ga vertonen. je kunt je afvragen welke rol je ouders hebben gespeeld in je besluitvorming of het gedrag door de loop der jaren. ben je nu geworden dat wat e van je verwacht werd of toch niet, mogelijk een mengsel daarvan. het is aan anderen om dit niet uit te zoeken.
duidelijk is wel geworden dat het herinneren van dit alles de aanscherping van het geheugen goed gedaan heeft. door dit opnieuw naar voren te halen bemerk ik voor mijzelf wel een vorm van verbijstering over dit alles. je kunt je misschien afvragen hoe dit kind nog later een normaal leven heeft kunnen leiden na alle opgedane ervaringen. heb daar geen vragen over. de lange ij is hiervoor niet noodzakelijk. het is goed te weten dat dit uit een verleden  komt. in het heden ligt het verleden, in het nu, wat komen zal.  prettig  een goed gereformeerde slogan paraat te hebben.  dit gebeitelde begin is dan toch nog ergens goed voor geweest. we moeten in het oog houden dat elk van deze periodes zijn eigen plaats mag innemen, wat leuk is lijkt best te gebruiken bij het dagelijks bestaan. het laatste zal eigenlijk wel het meest belangrijk zijn.


een voorlopige afsluiting gevonden op 9 juli 2015, ze zou op deze dag 114 jaar geworden zijn.
aldus “haar handje” Hein Jansen.