kind en het doel

Kind.

Toen je mij ontving
was ik blank en vormeloos.
In de stilte tussen de bomen
nam je mij ter hand.

Je vingers onderzochten mijn verwevenheid,
mijn natuur zou zich nog niet aan je schenken.
Met je handen drong je geest in mij
weifelend bekeek je mijn structuur.

Anderen doken naast je op
Hun verwarming deed je inspiratie gloeien,
aanhoudend kusten je vingers mijn oppervlak,
in tijd en zorg verdiepten zich mijn contouren.

De anderen droegen je verder
was jij eerder zo in vlam?
Door de gloed van je intenties
kleurde mijn huid van blank tot roze.

Mijn ontwaken lijkt aanstaande.
Bij jouw voleinding mag ik
open gedachten weerkaatsen
in de ogen van hen die mij liefhebben.


Het doel.

In het begin groeide ik
een met het bos, mijn plek.
Zoekend in de bodem naar
de weg om mij te sterken,
weerstand ontwijkend.
Groeiend door het voedzame
maakte mij tot wat ik was.

Het noodlot ontrukte mij
aan mijn vertrouwde basis.
Onbekend met mijn toekomst
onderging ik mijn lot.
Je voet stootte op me,
je oog streelde
mijn nog onvervulde vormen.

In jou ontwaakte
een onvermoede kracht,
je zag in mij je mogelijkheid.
Ik toonde je mijn vorm.
De binding met je gedachten
deden mijn wasdom toenemen.
Nu sta ik en straal je kracht uit.