Museumrondleiding


Voor de balie van het Museum Tranenberg stond een groepje ongeregeld in de leeftijd van een jaar of twaalf, met begeleiding. Duidelijk een afdeling uit groep acht die de vrije wereld in gestuurd was onder de paraplu van een stagiaire. Dit in het kader van de kunstzinnige ontwikkeling en het stimuleren van museumbezoek was dit de halve klas, dus een man of vijftien. Zo te zien was de motivatie gering en duidelijk had de schoolleiding in het gezamenlijk overleg besloten de meest onderlegden van de klas er even op uit te sturen om zo de leerkracht gelegenheid te geven de minder ontwikkelden iets bij te spijkeren.
Een dergelijk op pad zijnd groepje bestaat meestal uit een onevenredig grote hoeveelheid meisjes. In de uitvoering “wicht” met als aanvulling wat mansige knaapjes die duidelijk aangaven liever te gaan voetballen.
Dit aangaande de groep. De stagiaire is een soort vreemde eend die op onkantige wijze probeert het gezelschap bijeen te houden en duidelijk nog blijk geeft van een grote onervarenheid, onzekerheid en lethargische pedagogische leegte.
Aan de balie, of liever daarachter, bevinden zich in de regel enige dames blijk gevend tot de incrowd te behoren. Ze stralen enig gewicht uit met de daarbij behorende bazige toon. Dit om deskundigheid uit te beelden en hun waarde voor het pand te bevestigen is, naast hun proportionele zwaarte ook een door hen uitgevonden verpakking met enig bling bling standaard aanwezig.

Op het mengsel van vraag, mededeling en bevestiging gaf een van de baliedames een antwoord. Ze verwaardigde zich met lichte weerzin toestemming te geven aan het jonge voetvolk zich te ontdoen van hun jassen, zich te gedragen door niet te
veel herrie te maken of te praten. Jullie zijn hier in een museum en niet op het schoolplein. Dit alles zonder enige aanleiding. Tot de stagiaire gewend zijnde, ze moest daarom een halve draai naar links maken, gaf ze aan dat de rondleider ergens verderop bezig was, maar vindbaar. Het was een oudere man met een bril met wit haar. Duidelijker kon ze de man dus niet omschrijven. De meute bewoog zich langzaam achter de kuddeleidster aan. Reeds gezegeld door schoolse waarschuwingen en de daarbij nu van de balie gerichte opmerkingen over gedrag enz, maakte het gezelschap duidelijk amorf, het inertie gehalte was duidelijk waarneembaar.
Aldus gekneed zagen ze een stukje verder in het museum een man zitten aan een soort bureautje. Hij bleek overeen te komen met het signalement van de balie en leek verdiept in iets dat door niemand waarneembaar, nog te begrijpen, leek.
Gezien het bezoekersgehalte van het museum leek hij een eenzame rots in de branding te zijn., een vuurtoren op de landtong, de eenzame cowboy in kunstenaarsland. Maar een schrikachtige onontkoombaarheid in ontwaken zou weldra genoodzaakt blijken. Hij bekeek zijn broodwinning met een zekere achterdocht, bij kinderen weet je het maar nooit. Een bijkomend verschijnsel is ook nog dat de inhoud van het museum nu niet bepaald uitnodigend genoemd kan worden voor enig jongvolk.
De opbergplaats van een eertijds bont gezelschap van oliekwasten, zowel gebruikers als verfmengsels, hadden de vruchten van hun penseel hier gestald.
Onder aanvoering van aanmoedigende kreten door latere familieleden, rijke subsidie verleningen en dergelijke was hier een depot ontstaan waar de nalatenschap middels hun kunstvruchten een eeuwige rustplaats konden vinden. Geen zak met geld, bestuursdeskundige of raadsbesluit was de aanwezige collectie bespaard gebleven. Nog erger; aan de poort stonden nog menige kunstproducenten te dringen om in dit Walhalla toegelaten te worden. Een straffe commissie van toezicht, een bestuur met deskundigheid tot in de derde graad en een toegeknepen geldkraan moest er nu voor zorgen dat de collectie onversneden behouden kon blijven. Het zwaar gerestaureerde oude gedeelte, de lichte nieuwbouw gaf nu een ruime gelegenheid tot bezichtiging. Nu nog de bezoekersaantallen proberen te verhogen.
Gort u aan, gort u aan dacht de daartoe geroepen ambtenaar. Hoe krijgen we deze ander half uur om, was de onverdeelde gezamenlijke gedachte.
Binnen het brein van de rondleider woekerde nog een latente woede. In het begin van de week was er weer de noodzakelijke vergadering van overleg. In de regel klonk dan ook het hanengekraai van de kakelverse museum directeur. De tocht naar de onsterfelijke roem had een aanvang genomen. Het museum werd op de kaart gezet. De Hermitage aan de Noordzee zou binnen niet al te lange tijd onderwerp zijn van ieders gesprek, van de kunstkenners althans.
Bij deze vergadering moest er beslist worden of er een werk aangekocht kon worden van een geheel onbekende kunstenaar. Hij werkte met andere materialen dan de geijkte Rembrandtverf. Dus niet in lijnolie maar in leer. De stuitende weerzin van de verzamelde deskundigen straalde uit hun ogen. Nog nooit van gehoord of gezien. Dit zegt alles over het gehalte van de verzameling wijsneuzen. Het mag dan geen gebruikelijk materiaal zijn, maar in diverse buitenlandse musea kan men leren kunstwerken ten toon gesteld zien. Het werk hing al in het museum, niet om te wennen maar om besproken en bekeken te worden.
De briljante gedachte van de rondleider bestond hier in dat hij met deze portie ongesorteerd naar dit kunststuk wilde gaan kijken.
Ik wil jullie niet het hele museum doorslepen maar ik stel voor dat we maar een ding wat beter bekijken. Wij hadden deze week een vergadering met de directie en konden er niet uit komen. Mijn vraag aan jullie is dit in ogenschouw te willen nemen. Ik heb alleen een voorwaard;e het moet echt kijken zijn.
Jullie weten dat er verschil is tussen staren, kijken en gericht kijken. Het laatste wil ik van jullie vragen.

De groep parkeerde zich voor het datgene waar ze op gingen letten. Goddank geen geslof door het museum dacht de stagiaire. Zo kan ik ze bij elkaar houden.
Voor het gemak zal ik even de dingen opnemen die jullie zien, je mag alles zeggen. Hij behoefde niet eens iemand aan te wijzen. Ook het vinger opsteken was iets van vroeger. Er bleek zelfs een kleine vorm van discipline te zijn aangekweekt binnen het moderne onderwijs. Men sprak niet voor zijn beurt en wachtte af tot een ander uitgesproken was. Dit verbaasde de rondleider in hoge mate. Lang geleden waren er twee mogelijkheden of niemand zei iets, zelfs niet onder bedreiging, of ieder praatte door elkaar. Het ging dus eigenlijk zoals het hoort, het kringgesprek gaf zijn vruchten. Dit gaf hem toch nog hoop op de toekomst. Met een zekere vlijt begon hij de antwoorden binnen zijn laptop in te tikken.

er zit geen lijst om, was de maker te arm?
die lap hangt los, had ie geen spijkers?
wat zijn dat voor houten dingen, het lijken wel wasknijpers.
die lap zit vol vlekken en gaten.
wat doen die losse dingen daar aan de zijkant?
waarop zitten er drie en geen tien van die houten dingen aan de bovenkant.
er zitten planken aan de achterkant van die lap.
mijn moeder poetst wel eens mijn schoenen, moet dit ook niet in de was?
het is leer zelfs met een gat, dat dichtgenaaid is.
achter dat gat zit ook nog een plank.
heeft dat leer in het water gelegen of op de grond? het is zo vies.
waar komt het vandaan? hoeveel is het waard?
mag je er ook aankomen.
wat betekent het eigenlijk of is het zomaar wat.
wie is hein en leeft die nog.

De rondleider keek naar de stagiaire en dacht 15 gekken kunnen meer vragen dan een wijze kan antwoorden. Maar ja, het is mijn vak, ik wordt ervoor betaald en heb bij de volgende vergaderingen een ding. In ieder geval geef ik aan dat ik een druk doende binnen het museumwezen ben.
Ondanks zijn cynisme viel het hem wel op dat de groep in beweging kwam. De kinderen liepen naar het kunstwerk toe, wilden er bijna achter kijken. Hun nieuwsgierigheid was geprikkeld. Klaarblijkelijk had zijn aanpak iets losgemaakt. Zeker de een na laatste vraag was wel belangrijk, niet het constructieve, de aard van, maar het er achter steken kwam als een vraag naar voren.
Zo we hebben er nu naar kunnen kijken en ik heb jullie vragen op mijn laptop staan, Wanneer jullie het goed vinden loop ik dit lijstje even met jullie door.
Allereerst mijn compliment voor meetnauwkeurigheid waarmee jullie te werk zijn gegaan. Nogmaals; laat ik gewoon het lijstje afwerken en ik denk dat alles wel besproken kan zijn. We moeten wel in de gaten houden dat waar we nu over spreken een abstract werk is. Je hebt er een verklaring bij nodig. Veel van de werken binnen dit museum zijn, ik ben erg oneerbiedig, gewoon plaatjes. In plaats van gewoon een fototoestel te nemen ging de schilder er eens lekker voor zitten en verfde er duchtig op los. Later kon hij dan zeggen, geïnspireerd te zijn, het licht zo mooi te vinden of de mevrouw, die kou stond te lijden als model, ook mooi vond.
Hier hebben we een vorm van abstractie. Deze manier van kunst heet ook wel eens object trouvee, gevonden voorwerp. De maker ziet dan in iet een gevoel of lading en hij vindt dat het op een bepaalde manier wat moet zeggen.
Ik kom dan bij de eerste vraag, Geen lijst. jullie weten dat een lijst om een schilderij de zaak afgegrendeld van de buitenwereld. het is een soort kijkgat, een raam. Hiermee geef ik meteen het antwoord. De maker wil zeggen dat de voorstelling vrij in de wereld staat en niet meer gebonden is aan vroeger. Ook meteen dat de lap vrij hangt voor de achtergrond, die is los gelaten. De lap heeft de vrijheid gekozen en dat is doordat het twee keer is verbeeld dus erg belangrijk. Het is een versterking van de bedoeling.
De wasknijper heeft een functie, de was waait niet van de lijn. Je zou kunnen zeggen vrienden zijn een band en die moeten je toch een beetje vasthouden. Met opzet heeft de verbeelder geen echte wasknijpers gebruikt. In verhouding tot het geheel zijn die te klein.
Dat de lap vol gaten en vlekken zit zou je de gang van het bestaan kunnen noemen. Je loopt wel eens wat op, er moet wel soms duidelijk gerepareerd worden. Denk eens bij je zelf of bij je familie. Je hoort wel eens dingen die anderen zijn overkomen bv, vluchtelingen. Kortom getekend door het leven,
Die twee , het lijken ook wel knijpers aan de zijkant. Wanneer je die zou gebruiken binden ze je weer aan het verleden vast. Dat ze toekunnen is misschien een gedachte aan kinderen.
Je hebt een beperkte hoeveelheid goede vrienden die achter je blijven staan. Dat lijkt misschien genoeg, de maker vond dat drie wel kon.
Die planken achter die lap zitten vast aan de basis, het zijn dingen die voorbij zijn, ze hebben geen functie meer maar zijn nog wel aanwezig. Dat de kunstenaar red ceder gebruikte wil zeggen dat die voorbije zaken wel een invloed hebben,. De houtsoort is nogal weerbestendig.
De opmerking over waterschade of vuiligheid is eigenlijk een herhaling van een eerdere opmerking. Wanneer je leeft dan krijg je blutsen, sommige mensen zitten er vol mee. Duidelijk is echter dat er wel een reparatie heeft plaatsgevonden. Een herstel van een duidelijke wond is dus mogelijk.
Weer terug naar het spul waar het van gemaakt is, triplex uit Zweden, red ceder uit Canada en het leer komt uit Argentinië en is van een rund.
De waarde van dit werk is een typisch Nederlandse opmerking, wij willen alles uitdrukken in geld. Wanneer je de betekenis begrijpt kan het voor je persoonlijk van onschatbare waarde zijn. Iemand anders kijkt naar de maker. Bekend of niet bekend, veel verkocht in de kunsthandel en noem maar op. Ik weet het niet.
Ik weet dat de maker nog leeft, geen grote productie heeft, reeds op jaren is en pas begon met deze manier van werken na zijn vijf en zeventigste.
Nog vragen. Nee, dank voor jullie hulp en aandacht.

Uit de kluit kinderen kwam toch nog enig gerucht. De verteller keek naar het geluid en ontwaarde een beetje schriel kereltje. Hij vond dat deze jongen recht gedaan moest worden om te informeren wat hem klaarblijkelijk op de lippen brandde.
Ik begrijp dat er eigenlijk een mens bedoeld is die geleefd heeft. Zijn die lidtekens dan al in zijn jeugd gekomen en hoe komt hij er van af. Hij blijft ze anders meedragen.
Het zou kunnen dat het al in zijn jeugd is gekomen. Wat de kunstenaar wil zeggen is dat in later tijd als het spaak dreigt te lopen men er altijd iemand bij kan halen. Je kunt het niet altijd helemaal zelf.Nu zie ik ineens heel anders zei de jongen achterin. Hij had ogenschijnlijk alles langs zich heen laten gaan, dat bleek echter niet het geval.
De stagiaire keek op haar telefoonklokje en zei met een lichte schrik:”Jongens we moete.” Bleek de tijd gevlogen te zijn. Een snel afscheid jassen aan en weg.
Leuk is nog te vermelden dat enige dagen later een meisje met haar ouders zeer geestdriftig over dit werk stond te vertellen. Ze leek bijna een echte kunstkenner.