wat er onder mijn zooltje shit !
Ietwat verwonderd kwam ik deze zin tegen toen ik lekker onbekommerd zat te spelen met enige gedachteflarden. Ze werd geuit door een mij onbekende grapjas. Zo oppervlakkig zou je denken dat er iemand in de poep heeft getrapt en dat hier op een luidruchtige manier melding van moet worden gemaakt. In de mededeling mag ook nog om deelneming binnen dit verschijnsel worden gevraagd. Je zou je kunnen voorstellen dat niet iedereen staat te springen om dit gegeven te aanschouwen. Meestal ,door de dwingende stem van een ouder, wordt de melder verzocht op gepaste wijze, hinkelend het vertrek te verlaten en een plekje te zoeken binnen de openbare ruimte ter verwijdering van het ongerief. Stoeprand of grasmat dienen zich gewillig aan als volgende pleisterplaats voor het gebodene. Vaak is er weerstand om het besmette schoeisel uit te trekken. Een keukenkraan is al teveel hierin. Gevoelens van weerzin en afgrijzen steken de kop op. Hierin weerspreekt de openingszin zich in het gegeven. Immers er steekt een vorm van blijmoedigheid in deze mededeling, je zou eerder zeggen van vrolijke aandacht vragen Dit alles in een variant op een populair Klaasgedicht.
Deze laatste uitleg brengt mij op een ander spoor. In het begin raakte ik gebiologeerd door de verandering in betekenis van zit naar shit en het gebruik van zool voor schoen. Je zou het in zekere zin ook een letterlijke instinker kunnen noemen. De werkelijkheid onttrekt zich aan het propaganda materiaal.
Met moeite mij losmakend hiervan richt ik mij op het woord daarvoor, zool. Ieders blik laadt zich met een zekere onverschillige vermoeidheid. Daar is toch niks aan, een zool zit onder je schoen. Ik kom een streepje dichter bij mijn kern in het verhaal. Een goede buur gaf mij een restant van een boedel die uit wat schoenmakers gereedschap, lederresten en spijkers bleek te bestaan. Dit werd door mij met dankbaarheid aanvaard en binnen het atelier medebepalend voor de sfeer. Ik beschouw deze zaken als clubgenoten met een eigen stem binnen de bescheiden commune. Er zijn momenten dat zij hun stem verheffen en om aandacht vragen. Een open blik en een willig oor zijn dan verplicht zich te schikken naar hun verhaal, je zou het inspiratie kunnen noemen. Zaak is dan de koe bij de horens te vatten of het kind op schoot te nemen en je geestelijk te verbinden om samen iets te doen. Binnen deze uitdaging voegden zich de nieuwe leren schoenzolen. We hadden elkaar al een paar keer ontmoet. De regelmaat in de stapeling, het wegleggen en het zwijgen naar elkaar hadden nog niet tot een nadere kennismaking kunnen leiden. Op dit cruciale moment kwam de kentering. Een gedachte tot verbinding met een hardhouten ondergrond was een eerste stap in de goede richting. Ik geniet in het beseffen van het moment dat stap en zolen zo intensief met elkaar in gebruiksgenot verbonden zijn. Bij een nadere beschouwing was het gegeven al eens eerder aan bod gekomen, binnen een korte geestelijke samenspraak kwam een nevengebruik naar voren. Wanneer je ze in de lengte doorknipt heb je een halve zool.
Niet alleen een oud-Amsterdammer is bekend met de betekenis van dit woord. Wat rondvragend hierover binnen de sociale cirkels waren er geen vraagtekens in de ogen, hooguit enig nadenken en rimpelvorming in het voorhoofd. Een lichte insinuatie in mijn richting heb ik dan ook wijselijk genegeerd. Je kunt nu eenmaal niet op alles ingaan.
“Halve zool” in zijn meest gevarieerde vorm mag dan door gaan voor een persoon die een niet courant gedrag vertoont, die binnen de bovenkamer nauwelijks bedwongen chaos in uitingen naar buiten brengt. Zelfs mensen die een afwijkende vorm van onbegrepen humoristische oprispingen ventileren kunnen hier onder vallen. Om maar van de grote groepen kunstenaars maar te zwijgen.
Het is allemaal leuk en aardig, je zou je ook nog kunnen indenken waar die naam vandaan komt. De wijsneuzen onder ons kunnen dit allemaal op internet vinden, net zoals ik. Dat ik dit mag aanhalen komt omdat ik het wil gebruiken om tot een klein denkcirkeltje te komen. Een vorm van Aha Erlebnis.
De toevoeging “halve” wordt als een versterking gezien binnen de wetenschap. Een belofte voor meer. Net zoals een half ei en een lege dop. Met het woord “zool” duiken wij de wereld van de scheepvaart binnen. Tijdens de ontwikkeling van de wereldhavens met zijn diversiteit aan arbeiders, zeelieden en toevallige passanten kwam er ook een taalverwarring boven drijven. Buitenlanders en andere vreemdtaligen moesten toch door middel van gebaar en geluid aangeven wat ze van plan waren of wilden. Dat hun klanken zich verbasterden in het gehoor van de inboorlingen is logisch. Ook die waren vaak van afkomst en opleiding niet in staat een begrijpelijk Nederlands taalgebruik te handhaven. Denk hierbij aan de verschillende dialecten in ons land en de verschillende windstreken waar de arbeiders vandaan kwamen.
Komend tot de oorspronkelijke betekenis van het begrip in deze betekenis dan is dit een verbastering van aars. Algemeen herkend in het Amerikaanse ashole, het Nederlandse aars en het Duitse Arsch. Zelfs het Latijnse Anus is nog te begrijpen, dit alles voor het gewone poepgat. Dit deel van het lichaam dat trouw alle vaste verteerde stoffen laat passeren. Misbruik hiervan wordt gestraft. Zie hiervoor de medische encyclopedie.
“Ik heb stront aan mijn kont”, er is wat loos dus. “Wil je even komen kijken?”
De uitnodiging mag leiden tot de bezichtiging van het kunstwerk. Uiteindelijk doel is het beschouwen door een “kunstluis”, een blanke ziel in de persoon van toevallige bezoeker of zelfs een scholier is mogelijk. In de regel denken de kunsthistorici dat het werk verklaard moet worden, de bedoelingen van de kunstenaar helder zijn, kortom het bekende kunstlullen kan een aanvang nemen. Ook hier schept het spitten, speuren en wroeten in de ziel van de kunstenaar werk en interpretatie lust.
“Voor u hangt een werk van een onbekende plaatselijke kunstenaar. Wat ons opvalt zijn de drie Amsterdamse stedenkruisen in de vorm van halve zolen. Tekenend is ook de houten ondergrond als symbool van de houten heipalen waarop een groot deel van Amsterdam gefundeerd is.
Wanneer we van onderaf naar boven kijken kunnen we ons de variabele toegangswegen naar de stad voorstellen, in weg en water. De halve zolen in het stadswapen geven een mentaliteitsgedachte weer, een vorm van geestelijke vrijheid in een stad waar hash, heineken en hoeren nooit verloren gaan, zolang de lepel in de breipot staat. Het verdienen mag een grondbeginsel zijn in een handelsstad.
Dat de open mond, waarvan de delen haaks op elkaar staan, zich luidkeels positioneert, is een algemeen bekend verschijnsel van een alternatieve meningsvorming... De bekende drang hierin mag bij een rechtgeaarde Amsterdammer nooit ontbreken.
Dat binnen dit werk ook nog een bescheiden plaatsje is ingeruimd voor een paar hakken in het zand is mede een aanvulling binnen de bekende mentaliteit.
Dit alles bedenkend in de vrije associatie met de maker en zijn materiaal geef ik dit kunstwerk graag over aan uw eigen persoonlijke bespiegelingen over dit onderwerp.”
Mijn cirkel is rond, ik ben er uit en een gevoel van tevredenheid overstijgt de inspanning van het denkwerk, het worstelen met de materie en het bedwingen van mijn fantasiegedachten. Bij het betreden van mijn atelier klinken nieuwe stemmetjes en vragen om aandacht. Als de tijd daar is wil ik ze ook graag mijn zorg schenken.